vertentiën naar de Boekzaal zou moeten zenden), gelooven wij echter aan jonge lieden van verdienste geen ondienst te doen, zoo wij ook, nu en dan, den inhoud hunner dissertatiën door middel van een ander Maandwerk, dan de Boekzaal, aan het publiek mededeelen. Onder deze jonge lieden rekenen wij den Heer p. simons, Zoon van den Hoogleeraar a. simons, die ook in een schoon Vers, achter deze Dissertatie geplaatst, zijne vaderlijke vreugde over de promotie van zijnen Zoon heeft uitgedrukt. Wij moeten ons vergenoegen met eene korte opgave van den inhoud der Verhandeling. Cap. I. geeft de Heer simons eene korte schets van den toestand onzes Vaderlands vóór de Akte van Navigatie, en onderzoekt de aanleidende oorzaak tot deze Akte. Cap. II. bevat twee Afdeelingen, waarvan de eerste behelst de Akte zelve, volgens de woorden van aitzema (deze inlassching is te groot voor een zoo klein geschrift); in de tweede Afdeeling spreekt de Schrijver over de beperkingen van den Koophandel in het algemeen, waar hij twee vragen beantwoordt; vooreerst, of zulk eene beperking volgens het Regt der Volken geoorloofd zij? ten tweede, wanneer die beperking nuttig zij? Cap. III. onderzoekt de Heer simons, welk een' invloed de Cromwelliaansche Akte van Navigatie op den toestand van ons Vaderland gehad hebbe; waar hij vooreerst
spreekt over den invloed op den handel; ten tweede, over den oorlog, uit deze Akte ontstaan; en eindelijk, over den invloed, dien cromwell in het algemeen op de zaken van ons Vaderland heeft uitgeoefend. - Dit is de korte inhoud der Verhandeling, die wij met genoegen hebben gelezen, als het werk van een jong mensch, en niet van een' Veteraan. Wij doen opregtelijk hulde aan de vlijt en belezenheid van den Doctor, wenschende, dat hij, op het spoor van zijnen waardigen Vader, zal voortgaan zich omtrent de geletterde wereld verdienstelijk te maken; ten zij de Heer simons liever had, dat wij hem zoo veel praktijk toewenschen, dat hij aan de geletterde wereld niet meer denken kan. Hoe het zij, nooit vergete hij de schoone regels in het gemelde Vers van zijnen Vader:
Aan waarheid steeds getrouw,
Zult gij, in leed en rouw,
Nooit moed'loos nederzijgen;
Haar stem spreke in u luid',
En uwe borst zal zal zachter hijgen,
Wanneer ge uwe oogen sluit.