De eenentwintig eerste Psalmen, ter stichting van Christenen bearbeid, door T.E. Mebius, Predikant te Beers. Te Groningen, bij J. Oomkens. 1819. In gr. 8vo. VIII en 235 Bl. f 1-16-:
Het is waarlijk een groot voorregt van onze dagen, in het oog van hem, die den Bijbel, als de Goddelijke bron van onze Godsdienstkennis, weet te waarderen, dat er niet weinigen zijn, die, door hunne standplaats in de maatschappij tot eene meer bijzondere Bijbelstudie geroepen, die onschatbare boeken voor de gewone Christenen verstaanbaarder, belangrijker, nuttiger en stichtelijker trachten te maken, en dezelve dus, beter dan voorheen, aan het weldadig oogmerk der Voorzienigheid, die dezelve ons in handen heeft gegeven, te doen beantwoorden. Onder dezulken, die daartoe hunne loffelijke pogingen aanwenden, behoort ook de Eerw. t.e. mebius, door zijne bearbeiding der eenentwintig eerste Psalmen ter stichting van Christenen. Geen boek, toch, van het O.V. is er, hetwelk, van onheugelijke tijden af, meer geschikt is beschouwd, om het ware godsdienstige gevoel op te wekken en aan te kweeken. Den inhoud, dus, van deze dichtstukken beter te doen verstaan, in derzelver geest dieper te doen indringen, derzelver schoonheid meer te doen gevoelen, en derzelver lezing en overdenking tevens aangenamer en nuttiger te doen worden; dit is, voorzeker, eene onderneming, die goedkeuring, lof en aanmoediging verdient. Of nu de Heer mebius daarvoor, in alle opzigten, berekend zij, althans of hij, door de bewerking der 21 eerste Psalmen, allezins aan onzen wensch beantwoord hebbe, hierop durven wij niet volmondig ja zeggen. Wij twijfelen wel niet, (en dit is inderdaad geen geringe lof) of vele Christenen zullen meer in dit stuk kunnen vinden, overeenkomstig het oogmerk des Schrijvers, dan in eenig ander werk, in onze taal over de Psalmen uitgegeven; maar, dewijl hij zelf, in zijne Voorrede, betuigt, dat elke bescheidene aanmerking, waardoor de bearbeiding