Hermanni Bosscha Poëmata &c. D.i. Latijnsche Gedichten van Herman Bosscha, uitgegeven door deszelfs Zoon Petrus Bosscha. Te Deventer, bij A.J. van den Sigtenhorst. 1820. In gr. 8vo. f 2-:-:
De Heer p. bosscha heeft den minnaren der oude Letterkunde eenen aangenamen dienst bewezen, door de Latijnsche gedichten van zijnen waardigen Vader in het licht te geven. De Vader, die dat voornemen had opgevat, en ongeveer halfweegs gevorderd was in het herzien en bijeenverzamelen zijner gedichten (pag. 78), werd door den dood verhinderd daarin voort te gaan. De Zoon draagt dezelve op aan zijne twee Broeders, in eene aandoenlijke en welgestelde aanspraak. Jammer, dat die aanspraak door eenige drukfouten ontsierd wordt. Hierop volgt eene voorrede van den Schrijver zelven, welke veel wetenswaardigs bevat. Het waren ons dierbare woorden, omdat het de laatste woorden zijn van eenen man, die, in de beoefening der letteren, tot eer des vaderlands, grijs geworden, verklaart, dat de Latijnsche poëzij niet uit dien algemeenen band der oude wetenschappen kan gerukt worden, zonder dat alle er door benadeeld worden. De jeugd van bosscha viel in eenen tijd, toen deze studie in groote eere was. Burmannus secundus leefde nog; wetstein, van roijen, schrader, van santen, de bosch en ruardi bloeiden. Tijdgenooten van bosscha, van koten, nodel, van ommeren en anderen, traden in dezelfde loopbaan, en gaven proeven hunner vordenngen in 't licht. Bos-