lijk, te Petersburg, te Berlijn en in geheel Nederland. Daarop volgen de buitenlandsche betrekkingen met de Fransche ballingen, met napoleon; de gesteldheid van zaken in Frankrijk, die nog altijd woelig bleef; de oorlog met de Barbarijsche Mogendheden, en de doorluchtige overwinning op den 27sten Augustus; alsdan een uitvoerig verslag van de tweede en grootere helft der merkwaardige Zitting van de Staten-Generaal, waarin onder anderen voorkomen: de wetten op de indirecte belzastingen (bij denoorsprong te heffen), op de Convooijen en Licenten (het geheel nieuwe stelsel en Tarif, waarmede de wet van 1725 werd afgeschaft); het verbod van buitenlandsche Negotiatiën, zonder bijzondere vergunning des Konings; de nieuwe wet op het Muntwezen, en die van vijfhonderd gulden op het aantasten en beleedigen van vreemde Mogendheden. Men ziet dus, hoe belangrijk alle deze onderwerpen waren, en dat dezelve, de gewigtigste belangen van den Staat betreffende, natuurlijk een groot gedeelte des eersten deels van 1816 moesten beslaan, waarbij nu nog komen de raadplegingen in de nieuwe Zitting, te Brussel geopend, over het budget van 1817, het voorstel van den Heer pijcke, tot verbod van den uitvoer van granen, enz. - In het tweede stuk van 1816 vinden wij de Ordonnantiën van Z.M., gedeeltelijk door de genomene besluiten der Staten-Generaal veroorzaakt, onder anderen op het patentregt de indirecte belastingen, in- en uitgaande regten, de oprigting der militaire school te Delft, en andere beschikkingen wegens den dienst, enz. Vervolgens ontmoeten wij hier
alles, wat behoort tot de overneming onzer Volkplantingen in Oost- en Westindiën. - In het derde stuk des meergemelden jaars vinden wij de maatregelen der Regering omtrent de fabrijken, het monopolie, aan de nieuwe, zoogenoemde kunst-cementfabrijk verleend; het Reglement op de inrigting van het hooger onderwijs in de Zuidelijke Provinciën, waarbij de drie Hoogeschelen van Gent, Leuven en Luik worden ingesteld; dat omtrent het onderwijs in de Latijnsche scholen, op de kweekschool voor onderwijzers te Haarlem, de herstelling der Akademie van Wetenschappen en fraaije Kunsten te Brussel, en het verslag van den Commissaris-Generaal voor het openbaar onderwijs werkzaamheden, die van een' voorbeeldigen ijver onzer Regering voor de vorming en opleiding des opkomenden geslachts tot kundige en verstandige staatsburgers, en het bevorderen der kunsten en wetenschappen in 't algemeen,