opgewekt, en belooft aan iedere vrouw en aan ieder meisje, bij de lezing van dit regt onderhoudend geschrift, bijna op iedere bladzijde, leerzame herinnering, welke voor haar, in hare tegenwoordige of toekomende betrekking, heilzaam is. Wij twijfelen geenszins, of men zal deze allergunstigste getuigenis volkomen bevestigd vinden. Zeldzaam vonden wij in eenigen roman, of zedekundig verhaal, zoo veel wezenlijke en bruikbare levenswijsheid bijeen, en alles alzoo in den echt godsdienstigen geest. Of wij wel eenen roman lezen, weten wij intusschen niet; het oorspronkelijke is misschien geheel niet verdicht. Het zijn brieven, door eene jonggehuwde vrouw, gedurende haar huwelijk, van hare moeder, eene zeer verstandige en brave matrone, ontvangen, en waarin dezelve haar dient met haren moederlijken raad, en ieder harer gebreken doet opmerken. Deze brieven nu heeft de dochter zorgvuldig bewaard; en, daar zij gevoelt, dat zij de opvoeding van haar geliefd dochtertje niet voltooijen zal, bestemt zij deze brieven voor hetzelve, en zorgt, dat die haar dan eerst in handen komen, als zij haar van dienst kunnen zijn. Dusverre draagt niets eenig blijk van verdichtsel; dan, de vertaler heeft, en deed naar ons inzien wèl, er den vader een hartelijk woord doen bijvoegen; daarenboven niet alleen, in een naschrift, het meisje aan den man geholpen, maar ook, tusschen de brieven in, den vader zoo nu en dan de pen doen opnemen; en zulks ter verdediging zijner dierbare, te vroeg verlorene gade, welke de moeder, met verstandige, maar ernstige liefde, gestrengelijk berispte; en zoo eene verdediging is, zegt de voorredenaar, eene hulde aan onze waardige vrouwen, welke zij, wanneer een man de pen voert, met volle regt mogen verwachten; vooral, wanneer zij zich onderling even weinig, als de moeder hier hare dochter, ten aanzien van hare gebreken, ontzien. Hierdoor heeft dan nu het werk ook meer de houding van geschiedenis of verhaal in brieven; en wij gelooven ook, dat het,
alzoo nu ingekleed, nog meer den leeslust zal uitlokken en voldoen. Wij kunnen derhalve dit werk aan onze Jongedochters en Vrouwen, en, zoo als het dan nu gewijzigd is, aan hare Echtgenooten, mede van goeder harte aanprijzen.