| |
| |
| |
Europa, na het Congres van Aken, ten vervolge van het Congres van Weenen, door M. de Pradt, Oud-Aartsbisschop van Mechelen, naar de tweede Fransche Uitgave door Jonkhr. W. Baron van G ***. 's Hertogenbosch, bij D. Noman en Zoon. 1819. In gr. 8vo. XXIX en 397 Bl. f 2-16-:
De snelle opeenvolging der gebeurtenissen in Europa, zoowel als der boeken, uit de vruchtbare pen van den Heer de pradt gevloeid, (wij meenen, dat er na dit nog wel twee of drie van hem zijn in 't licht gekomen) heeft het voor ons liggende werk reeds eenigermate doen verouderen. De aandacht van het Publiek is thans minder op Frankrijk, dan op het zuiden van Europa gerigt; men vraagt niet meer, of de terugtrekking van het bezettingsleger uit Frankrijk de rust, maar wel, of niet de bezetting van Napels door vreemden de onafhankelijkheid van Europa bedreigt. Nogtans zal een vlugtig overzigt van den geest en inhoud dezes werks ons nog aanleiding geven tot vele, ook thans niet onnutte, beschouwingen.
De gewezene Aartsbisschop slaat het oog op Europa in den beginne van 1819, na het besluit der Verbondene Mogendheden, die Frankrijk van de 120,000 man des bezettingslegers onthieven, en aan hetzelve eene plaats in haar midden vergunden, om het vijstal der lotbeschikkers van, of, zoo men wil, van het Uitvoerend Bewind over Europa vol te maken. Hij beschouwt eerst de afzonderlijke Staten van ons Werelddeel elk op zichzelven, en dan in betrekking tot Frankrijk. Zekere hoofddenkbeelden des Schrijvers, reeds vroeger ontwikkeld, komen ook hier gedurig voor; zoo als zijn stokpaardje, de bevrijding van geheel Amerika, de noodzakelijkheid eener vereeniging aller Zeemogendheden tegen Engeland, de schadelijkheid des afstands van Polen aan Rusland, van den Neder-Rijn aan Pruissen, van Opper-Italië aan Oostenrijk. Men vindt hier zeer veel goeds en waars, maar besmet met
| |
| |
eene gehechtheid aan den ouden Werelddwinger, die alles bederft. D pradt is liberaal; d.i. hij juicht, gelijk alle verlichte, eerlijke en weldenkende menschen, den voortgang van het Constitutionéle stelsel, en van de leer toe, dat de Vorsten om de Volken, niet de Volken om de Vorsten zijn; eene leer, welker miskenning stroomen bloeds en tranen heeft doen storten. Hij begrijpt te regt, dat eene getrouwe contrôle der Uitvoerende Magt door bevoegde Volksvertegenwoordigers in alle Staten de Oorlogen bijna onmogelijk, althans veel minder algemeen maken zou, dan voorheen. En met deze beginselen prijst hij niet alleen den grootsten Despoot, den onbeschaamdsten verguizer van alle vrijheidlievende beginselen en denkbeelden, die sedert lodewijk XIV (bloediger gedachtenis!) in Europa is opgestaan; hij keurt niet alleen zijne daden, maar zelfs zijn stelsel goed, hetwelk tot algemeene Monarchij, of liever tot algemeen Despotismus, geleidde, (Dieu dans le Ciel, et Napoléon sur la Terre!) hetwelk alle vrijheid van denken, spreken en schrijven vernietigde, en zelfs aan de overwonnelingen hunne eigene taal niet gunde. De pradt neemt de verdediging van deszelfs gedrogtelijk Rijnverbond op zich (bl. 104-111), waarvan het grondbeginsel was: de reeds bestaande Constitutiën in de onderscheidene Staten af te schaffen, en aan de Vorsten eene onbepaalde heerschappij te schenken. ‘Het zou zoo niet gebleven zijn,’ zegt de pradt: ‘men maakt eerst de stellaadje, en dan het gebouw. Hamburg en Rome zou hij niet bij Frankrijk hebben willen houden.’ En de vermetele zeide,
nog na den Russischen veldtogt: Dat hij geen dorp zou afstaan, zelfs al stonden de Bondgenooten op den Montmartre! - Maar het is niet alleen de pradt, die aan dit euvel mank gaat; de Liberalen in Frankrijk in 't algemeen laten geene gelegenheid voorbij, hunnen Ex-Keizer als een groot, ongelukkig, mishandeld man te doen voorkomen. Zoo lang zij dit beginsel volhouden, zoo lang zij niet onbewimpeld en rondborstig, even als de vrienden der vrijheid in Spanje, alle gemeenschap met
| |
| |
dien aartsvijand der vrijheid, even zoo goed als die met robespierre, afzweren, stellen zij zich en hunne zaak bloot, en bekomen eene zwakke, kwetsbare zijde, waarvan hunne doorslepene vijanden, de vijanden tevens van al wat de menschelijke natuur verheft en veredelt, de Ultra's, uitstekend gebruik weten te maken. Deze nemen dan het menschelijk gevoel, 't welk de gruwelen der Fransche omwenteling, en van haar uitbroeisel, napoleon, verfoeit, te baat, om tevens alles, wat onbekrompen, liberaal, vrijheidlievend is in Godsdienst of Burgerstaat, Bijbelgenootschappen zoowel als Constitutiën, Protestanten zoowel als voorstanders der Volksvertegenwoordiging, als nieuwigheidzoekers, als één doel met buonaparte bejagende, ten afgrond te doemen. Mogt de minderheid in de Fransche tweede kamer, mogt een la fayette en andere waardige mannen, aan welke wij gaarne onze hulde betoonen voor den moed, waarmede zij de inkruipingen van het Despotismus en Jezuitismus bestrijden, dit toch begrijpen! Mogten zij hunne zaak ook niet ontluisteren, (even als de pradt) door het veroveringsbeginsel in Frankrijk terug te wenschen, en de herneming van hun eigendom uit het Museum te Parijs door de geplunderde Volken te berispen, of de Fransche overwinningen (deux victoires par jour!) in afzonderlijke boekjes op te vijzelen! Daardoor wekken zij den argwaan van Europa tegen zich op; de Kabinetten niet alleen, maar ook vele welgezinden, worden van hen afkeerig; want niemand verlangt meer naar die ongenoode gasten.
Doch zoo wij van harte het Buonapartismus verfoeijen, als eene zamenzwering, niet alleen tegen de staatkundige, maar ook tegen de burgerlijke vrijheid der Europeanen, zoo moeten wij, volgens dat zelsde beginsel, het driemanschap afkeuren, hetwelk zich (op welke gronden van Natuur- of Volkenregt, is ons onbekend) de suprematie over Europa, en de uitspraak over de bevoegdheid der Natiën aanmatigt, om hunne Constitutiën te wijzigen. De pradt toont duidelijk aan, hoeveel gevaar Europa te wachten heeft van Ruslands uitbreiding tot over de Weichsel en bij de grenzen van Duitschland, en dat geheel Italië thans, onder den schijn van aan onderscheidene Vorsten toe te behooren (waaronder echter drie van Oostenrijkschen huize zijn), inderdaad ter beschikking van Oostenrijk staat. De latere gebeurtenissen dienen niet, om de vrees van Europa voor het verlies van des- | |
| |
zelfs onafhankelijkheid (d.i. de onafhankelijkheid der mindere Staten, behalve de vijf Kolossen) te verminderen. Rusland zendt dreigende Nota's aan Spanje, naar het andere einde onzes Werelddeels, waarvan het bij geene mogelijkheid iets kan te vreezen hebben, en waarover het zich dus niet behoeft te bekommeren, maar zulks alleen kan doen uit hoofde van zekere voogdijschap, die de groote Mogendheden meenen te mogen uitoefenen; het laat Napels met inlegering bedreigen, wanneer het zich geene Constitutie naar Ruslands zin geeft; terwijl het Kabinet van Petersburg toch zeer groote oogen zou opzetten, wanneer Napels van hetzelve de opheffing van de slavernij der boeren, als geheel strijdig met
den tegenwoordigen beschaafden staat van Europa, wilde eischen. Oostenrijk laat het bij geene bedreigingen, maar grijpt, ongetergd, tot de wapenen, om Beneden-Italië met zijne troepen te bezetten. Dat Frankrijk, volgens de pradt, geen deel meer heeft in hetgene ten Oosten van den Rijn en der Alpen gebeurt, dat deszelfs staatkundige invloed vernietigd is, zou ook bijkans uit de armhartige houding blijken, die het thans aanneemt. In plaats dat een bourbon een' bourbon, de Oudoom des Hertogs van Bordeaux, aan het hoofd eener strijdbare Natie van 30 millioenen menschen, deszelfs Grootvader, die met 7 millioenen menschen onschuldig door de geheele magt van Oostenrijk en Rusland bedreigd wordt, te hulp zou komen, - voegt hij zich bij die twee Mogendheden, om zijnen bloedverwant met oorlog - althans te bedreigen, alleen omdat hij volgens grondwetten, niet meer willekeurig, regeert. Lodewijk XVIII zou, daarentegen, door de bescherming der zwakken op zich te nemen, door Oostenrijk met een leger op zijne grenzen in toom te houden, door zich met Engeland (hetwelk daartoe zekerlijk niet ongenegen zou zijn) ter bescherming der Napelsche onafhankelijkheid te verbinden, eene rol spelen, die het aanzien van Frankrijk bij alle menschenvrienden zou doen rijzen, een weinig weder goedmaken van 't geen napoleon bedorven heeft, en het gevaar verwijderen, dat nu van de geheele onderwerping des Koningrijks der beide Siciliën aan Oostenrijk, van de verstikking der vrijheidlievende en verlichte beginselen in Italië, voor staatkunde en humaniteit, te wachten staat.
De pradt heeft ook in andere opzigten een goed vooruitzigt getoond. Spanje, zegt hij, (bl. 223) wordt met eene
| |
| |
groote omwenteling bedreigd. Doch gelukkig vergist hij zich in het denkbeeld, dat deze omwenteling droevig en geducht zal zijn. Dank hebben de brave mannen aan het hoofd dier omwenteling, en de edele geest der Natie, er is geen bloed geplengd, dan door de Despoten- en Inquisitieknechten te Cadix, en daar in volle stromen. Ook dat Amerika vrij zal worden, schijnt te blijken uit den wapenstilstand tusschen bolivar en morillo, (dien de eerste niet zou hebben aangenomen, zonder genoegzame zekerheid voor de onafhankelijkheid der nieuwe Republiek) en uit hetgene men thans verneemt van de overgave der stad Lima aan de opstandelingen.
Bij veel staatkundig doorzigt voegt echter de gewezene Aartsbisschop eene regt Fransche oppervlakkigheid, die de daadzaken nooit doorgrondt, maar altijd los daarover heen loopt. Zoo begroot hij b.v. de bevolking van Pruissen op 12, die van Oostenrijk op 30, die van het Koningrijk der Nederlanden op 7 millioenen; terwijl het bewezen is, dat eerstgemelde slechts 10, het tweede niet meer dan 28, en het derde slechts 5 millioenen heeft. Zulke misrekeningen verzwakken het krediet van een' Schrijver. Maar wat zal men dan van de volgende zeggen, waar de Schrijver voortredeneert op de onderstelling, dat de vesting Alexandrië aan Oostenrijk behoort, en aan Sardinië behoorde te behooren; terwijl dezelve inderdaad Picmonteesch is?! (Bl. 213.)
De Vertaling van Jonkheer W., Baron van G ***, is vrij stijf. Hij heeft zelfs niet eens overal zijnen Schrijver verstaan, gelijk op bl. 229, waar de pradt zegt, dat Engeland nog meer excentriek is dan Frankrijk. Dit laatste houdt hij voor eene schrijf- of drukfeil; daar men toch te voren lang en breed bewezen had, dat Frankrijk buiten het middelpunt der tegenwoordige Europesche staatkunde geplaatst is. Elders noemt de Vertaler zelfs onzen heinsius Groot-Pensionaris, (Grand-Pensionnaire.) Is het woord Raadpensionaris hem dan ten minste uit de Geschiedenis des jaars 1805 niet bekend? - Onder de drukfouten munt die van Engeland in plaats van Eugenius (bl. 137) uit.
Ten slotte verwijzen wij den Lezer naar het Protokol van het Congres van Aken, waarin de Monarchen onder anderen beloven, ‘van de naauwkeurigste inachtneming der beginselen van het Regt der Volken nimmer te zullen afgaan, de onafhankelijkheid van ieder bestuur te zullen eerbiedi- | |
| |
gen, en der wereld het voorbeeld van regtvaardigheid en gematigdheid te zullen geven.’ Uit hunne eigene woorden mogen zij dus beoordeeld worden. |
|