voor kinderachtig spel; maar had men ons dit hier niet vooraf verwittigd, zoo had ons misschien hier of daar iets bevreemd, maar wij hadden dit spel met opgemerkt; alzoo dit stukje is kunstig, en, ja, waren de volgende daaraan gelijk, wij zouden deze romans plaatsen bij soortgelijke onderhoudende geschriften. II. Abderachmen is een bloedig, verliefd en onwaarschijnlijk verhaal. In III, Het Klooster aan den Pyhrn, moordt en spookt men. IV. De gouden Schotel maakt het, wat het spoken vooral betreft, nog al erger; en V. Horimitz, (een Boheemsch vertelsel) is een ellendig sprookje van het Rood-kousje, zoo als men zegt, soortgelijke men waarlijk niet uit Bohemen behoeft te ontbieden, maar met welke men uit de Moeders en Grootmoeders en Stiesmoeders de Gans onze kinderen genoegzaam bedienen kan.
Wij gunnen onschuldig vermaak, en roemen den goeden smaak in het schrijven en beschrijven; maar met spookgeschiedenissen blijve men onze Schoonen van het lij; en Vertaler en Uitgever mogen weten, dat de speken hier te lande nu eene eeuw te laat komen.