meen of verwerpelijk, en de bedoeling Christelijk, zedelijk, allezins uitmuntend. Aan aanleg, om eenmaal iets meer dichterlijks te geven, ontbreekt het den Eerw. de greuve niet; - gemeenzame omgang in een' kring van goede kunstvrienden zou hem, buiten twijfel, voordeelig zijn. Men oordeele uit deze kleine proef:
Kies, sterveling! - God liet u vrijheid van geweten.
Waan niet, dat zijn bevel u slaaslijk dwinge of keten';
Neen, de inspraak van uw hart, van God u ingestort,
Besture uw' wil en pligt, die u dan dierbaar wordt.
En boeit gehoorzaamheid, niet slaafsch, maar onbedwongen,
U aan zijn wet; zeg, wordt ze u dan nog opgedrongen?
Neen, kies, en wek u zelf tot onderwerping op. -
Zoo doet een reiziger. Hij ziet den steilen top
Eens sneeuwbergs, met begeerte en hijgend zielsverlangen
Naar wetenschap, vervaarlijk voor zich overhangen;
Hij stijgt, en dankt natuur, dat ze op zijn' stouten togt,
Ondoenlijk anders, heeft een hiemlijk spoor gewrocht. -
Stijg zoo ten hemel! God heeft 't middel u geschonken;
En zonder dat, gij waart steeds dieper neêrgezonken,
Verwijderd van uw doel, geknaagd van zelfverwijt,
In d'afgrond neêrgeploft, en hoop en hemel kwijt.