| |
| |
| |
Algemeen Woordenboek van Kunsten en Wetenschappen, voor den beschaafden stand, en ten behoeve des gezelligen levens, onder medewerking van een aantal vaderlandsche Geleerden bijeenverzameld door G. Nieuwenhuis. Iste Deel. A-B. Te Zutphen, bij H.C.A. Thieme. 1820. In gr. 8vo. 523 Bl. Bij Inteekening f 5-6-:
Niet zonder vooroordeel namen wij dit werk in handen. Het Duitsche Conversations-Lexicon toch, waarvan wij eene bloote vertaling verwachtten, is niet alleen geheelenal naar den smaak van het Duitsche Publiek ingerigt, die nog al van onzen volkssmaak verschilt, maar ook op verscheidene plaatsen zeer oppervlakkig, en doet, gelijk onze naburen in het algemeen, zeer weinig regt aan de verdiensten van beroemde Nederlanders, althans van dezulken, die niet enkel in 't Latijn geschreven hebben. Doch reeds bij eene vlugtige inzage van het voor ons liggende werk bespeurden wij, dat die gebreken grootendeels verbeterd waren, en dat het werk meest overal, waar het noodig scheen, vermeerderd, verbeterd of omgewerkt was. Dit verheugt ons, en toont, dat de Uitgever zijne talrijke Inteekenaars geenszins met eene raauwe, onbekookte vertaling heeft willen te vreden stellen, maar aan waarlijk kundige mannen de taak heeft opgedragen, om dit Woordenboek (hetwelk eigenlijk geene geleerde Encyclopedie, maar een Handwoordenboek der noodzakelijkste kundigheden voor den beschaafden stand en de gezellige verkeering moet zijn) voor Nederlanders geschikt te maken. Het moet, volgens het opgegeven Plan, algemeene kundigheden in de vakken der Geschiedenis, Aardrijksbeschrijving, Natuurkunde en Natuurlijke Historie, fraaije Letteren en Kunsten in zich bevatten. De Redactie erkent in de Voorrede zelve, dat het haar moeijelijk geweest is, hier de grenslijn tusschen algemeene beschaafde en eigenlijk geleerde kundigheden te trekken: het komt ons echter voor, dat zij daarin tamelijk wèl geslaagd is. Doch men moet consequent zijn, en zich b.v., wat de Geschiedenis van afgelegene Volken betreft, ten regel stellen, om ook dáár de beroemde mannen, hetzij
al of niet, te vermelden; maar niet gedeeltelijk, zoo als hier geschied is met de Groote Mogols, onder welke akbar wel, maar de
| |
| |
niet minder vermaarde aureng-zeb niet vermeld is. Dan, misschien zullen wij laatstgemelden op de O, als orangzeb, ontmoeten.
Natuurlijk is zulk een werk voor geene vermelding des inhouds, of uittreksel, vatbaar. Wij zullen dus slechts de vaderlandsche Geleerden noemen, die wij daarin aangetroffen hebben, als zoo vele nieuwe, of althans verbeterde en vermeerderde Artikelen, die het boven het Duitsche Conversations-Lexicon vooruit heeft. Wij vinden hier dus aeneae, hieronymus van alphen, (wiens verdiensten, als Nederduitsch Dichter, zoowel verheven Lierzanger als Kinderdichter, te flaauw vermeld worden; huizinga bakker, daarentegen, wat al te weidsch een onzer beste Nederlandsche Dichters genoemd), de Schilder bakker, meeuws mz. bakker, balthazar bekker, elizabeth bekker, Wed. wolff, bellamy, berkhey (le francq van), de Tooneelspeler bingley, boerhave, (kort en doodoppervlakkig; terwijl gijsbert bonnet meer dan vijfmaal zooveel plaats inneemt. Zulk eene onevenredigheid, zekerlijk het gevolg van de meerdere of mindere beknoptheid der medewerkers, is hinderlijk, en moest door de Redactie in de volgende Deelen worden weggenomen) bontekoe, (Geneesheer) lambert bos, bernardus en jeronimo de bosch, herman bosscha, broekhuizen, de Schilders breugel, bloemaert, bronkhorst en brouwer, brugmans (Vader en Zoon; het Artikel van den laatsten is uitstekend bewerkt), de burmans (kort). Bovendien zijn er nog, betrekkelijk ons land, de Artikelen Alblasserwaard, Alkmaar, Amersfoort, Amsterdam, Brugge, enz. Ook omtrent den bloemenhandel in Holland wordt een zeer naauwkeurig Artikel geleverd. Bij de daar opgegevene werkjes kan nog een van den Marquis de st. simon worden
gevoegd, in gr. 4to., over de Hiacinten. In de meeste Artikelen, die wij doorgeloopen hebben, vonden wij, zoo ver onze kunde strekt, doorgaans juistheid met klaarheid vereenigd, zóó echter niet, of er zijn nog vele misslagen, die wij liefst alleen aan het Hoogduitsche werk (hetwelk wij met dit niet hebben kunnen vergelijken) willen toeschrijven. B.v. in het reeds boven aangestipte akbar staat: ‘De grootste Vorst, waarop niet alleen Indië, maar geheel Afrika, in de jong- | |
| |
ste Eeuwen, mag roemen.’ Doch dit zal wel eene drukfout zijn voor Azië. Bij Aken staat, dat die Stad bij den Vrede van Parijs aan Pruissen is teruggegeven. Doch Pruissen heeft die Stad nooit bezeten, gelijk uit het Artikel zelve blijkt, daar zij voorheen eene (vrije) Rijksstad was. De Vrede te Aken van 1748 wordt wel vermeld, doch niet die van 1668, zoo vereerend voor onzen Staat, die daarbij, onder den grooten jan de witt, het eerst aan lodewijk XIV paal en perk stelde. De Wijsgeer anacharsis komt voor onder den naam van den jongen, hetwelk juist de bijvoeging was, die barthelemy aan zijnen verdichten anacharsis gaf, om hem van dien ouderen Scyth te onderscheiden. Bij attila staat: Zijne vijanden behandelden hem zeer onmenschelijk. Hier staat, zekerlijk bij abuis, de vierde voor den eersten naamval: Hij behandelde, enz. want Sieur attila gaf niemand gelegenheid, om hem onmenschelijk te behandelen. Bij Australië worden slechts de westelijke eilanden volledig opgegeven; van de oostelijke
ontbreken de Zeevaarders-, de Fidji-, de lage of gevaarlijke, de Marquesas- of Washingtons-eilanden, en het Paasch-eiland. Banianen worden genoemd: Eene zekere gezindheid onder de Indianen, die aan de zielsverhuizing gelooven. Alle Indianen gelooven aan de zielsverhuizing; de Banianen maken gedeeltelijk de derde hoofd-kaste uit, die der Vyasy, welke voorgeeft uit brama's buik te zijn voortgekomen, en zich daarom hoofdzakelijk op de voeding van het Staatsligchaam toelegt, en is zoo min eene sekte, als onze koopmansstand. De Barden noemt men godsdienstige personen onder de oude Duitsche Volken, (dit is nog niet bewezen) inzonderheid onder de Galliërs. De Galliërs, of Kelten, verschilden zeer wezenlijk in afkomst en taal van de Duitschers. ‘Wat de Barden bij de Celten waren, zijn de Skelders bij de Gothen geweest.’ Lees Skalden, en, in plaats van Gothen, Noordsche Volken. Batavia zou vóór 40 jaren 160,000 inwoners gehad hebben, en er thans nog slechts 47,000 hebben. Aan het eerste twijfelen wij zeer; het tweede is uit de verhuizing van de ongezonde kust naar de gezonde binnenlanden (of naburige bergen) te verklaren. Het Artikel Bevolking geeft, onzes inziens, die der Aarde wat te laag op; in de eerste opgave is zekerlijk Azië, en in de tweede Afrika (waarschijnlijk ook Amerika) te gering geschat. Men kan
| |
| |
eigenlijk die beide werelddeelen geheel niet begrooten, daar de binnenlanden van het eene nog geheel niet, die van het andere niet genoegzaam, bekend zijn. Onder de voornaamste boekerijen wordt het aantal gedrukte boeken en handschriften, in elke derzelve, opgegeven, behalve in ons Vaderland, waarvan men, dunkt ons, toch wel eene opgave zou hebben kunnen bekomen. Of is dit zoo niet? en staan wij daarin bij andere Volken ten achter? Het Artikel Braminen is zeer kort (naar evenredigheid van andere, minder belangrijke.) Brutus, (marcus) de vriend van cicero en cato, wordt in een paar regels te hard beoordeeld, door hem verrader en moorder te noemen. Hij dwaalde ongetwijfeld, en zwaar; maar slechts met zijn verstand, niet met zijn hart. Anders zou hij antonius niet gespaard hebben, om toch geen droppel onnoodig bloed te vergieten. Bij het woord Bijen spreekt men nog van geslachtlooze werkbijen, daar het toch bewezen is, dat de werkbijen eigenlijk van het mannelijke geslacht zijn, doch met niet ontwikkelde teeldeelen. - Doch het staat ons tegen, fouten op te zoeken; en het is reeds een geluk, dat de fouten, in zulk een werk, gelijk in andere Compilatiën, niet in grooten getale op elke bladzijde te vinden zijn. In verscheidene wijsgeerige Artikelen, b.v. Bijgeloof, Bovennatuurkunde, Analysis enz., hebben wij den kundigen hoofd-Redacteur, den Heer nieuwenhuis, meenen te herkennen. Het werk kiest geene partij, noch in het godsdienstige, noch in het staatkundige: een model van onzijdige opgave der gevoelens is, ten aanzien van het eerste, het Artikel Bezetenen.
Zonder nu in de beantwoording der vraag te willen treden, of een werk van dezen aard voor solide Geleerdheid en Letterkunde al of niet wezenlijk voordeelig zij, (waaromtrent het gezegde van d'alembert, in de Voorrede aangehaald, niets afdoet, als die zelf aan de Ençyclopedie schreef, en dus Regter was in zijne eigene zaak) zoo staat ons hier slechts te beoordeelen, of, daar er nu eenmaal zulk eene menigte dier geschriften bestaat, het voor ons liggende tot de betere, dan tot de slechte behoore. En dan aarzelen wij niet, naar ons inzien, het ruimschoots tot de eerste te tellen. De breede lijst van Inteekenaren, voor hetzelve geplaatst, bewijst, dat men in ons land nog niet opziet tegen werken van zekere uitgebreidheid, gelijk dit zekerlijk worden zal. Des te
| |
| |
meer spijt het ons, dat eene andere onderneming van langen adem, de vertaling van een nog veel meer klassiek boek, naar evenredigheid zoo weinig opgang maakt. Wij bedoelen het uitmuntende werk van gibbon, het Verval en den Ondergang des Romeinschen Rijks, een der eerste geschiedkundige voortbrengselen van alle Eeuwen, waarvan de twee eerste Deelen zoo meesterlijk door den Heer messchaert in onze taal zijn overgebragt, doch waarvan de inteekenlijst voor het vervolg zoo gering is, dat de onderneming, bij gebrek van aanmoediging, misschien zal moeten gestaakt worden. Het getal der prullen, die vertaald, gedrukt en gekocht worden, is legio; en tegen zulk een nuttig, leerzaam, en door de beloofde Noten van den Heer messchaert tegen sommige begrippen van gibbon nog dubbel belangrijk werk ziet men op? Dit doet onzer Natie geene eer aan. De Lezer verschoone deze uitweiding. Zij is niet geheelenal vreemd aan ons onderwerp, noch aan de voorheen opgeworpene vraag: want, zoo gibbon, door gebrek aan deelneming, onvertaald moet blijven, is zulks een sterk bewijs voor de mindere soliditeit van onzen leestijd in wetenschappelijken smaak, aan welke de menigvuldige Woordenboeken en Compilatiën waardoor men slechts van de oppervlakte schept, en van het indringen in de wetenschap wordt afgetrokken - wel niet volkomen onschuldig zijn zullen.
Druk en letter van het Woordenboek zijn fraai, en het is van eenen goed gegraveerden Titel voorzien. |
|