in te zien.’ - Wij doen hulde aan het hart van de menschlievende Jufvr. hulshoff, die, tot in hare spelling zelve, zonderling en onverzettelijk is, en die wij anders doorgaans zeer kras, zoo als men zegt, in hare godgeleerde denkbeelden vinden; maar wij moeten opregt verklaren, dat noch de geletterde, noch de meer eenvoudige in haar boekje iets zal vinden, hetgene nieuw voor den eenen of overtuigend voor den anderen is.
Dusveel ter aankondiging van dit werkje. En nu nog een welmeenend en ernstig woord van, of liever tot, mietje hulshoff zelve.
Wij hebben wijlen haren Vader, den waardigen Predikant hulshoff, gekend; en wij bejammeren het, dat zijne Dochter, welker zeldzame lotgevallen ons almede van nabij bekend zijn, zich zoo zeer der geestdrijverije, (zij vergeve ons het misschien wat strenge woord!) eerst in het Politieke, thans in het Godsdienstige - neen! in het Godgeleerde, overgeeft. Met buitengewone geestvermogens toegerust, van een onashankelijk vermogen verzekerd, had zij harer Sekse ten sieraad kunnen strekken, en zichzelve eene jammerlijke beruchtheid besparen. Alsdan, welligt gelukkig gehuwd, ware zij gewisselijk, in de waardige vervulling der zoete, en eener Vrouwe passende, pligten van Echtgenoote en Moeder, voor altijd bewaard gebleven van te stranden op de onzalige en onvrouwelijke klip van het Staatkundige, en tevens, in de betrachting der stille, huisselijke deugden, voor die omdwaling in de doolhoven der onvruchtbare godgeleerde haarkloverijen, welke geenen Man van gezond verstand, hoeveel minder nog eener zwakke Maagd, betamen. Het zachte waas van praktische godsvrucht had haar alsdan behoed voor spitsvindige theoriën, zich afmattende in de nasporing van zaken, welke, in Gods Woord zelf, in een heilig donker zijn gelaten voor ons, die in dezen zoo wel, als in zoo vele andere opzigten, hier slechts ten deele kennen. Zij ware beveiligd gebleven voor de, waarschijn-