dezer ondervinding zouden er op de beide luisterrijke schouwplaatsen van menschelijke daden en lotgevallen, den krijg en de zeevaart, niet te vinden zijn! De navolgende kleine trek daarvan, uit het dagelijksch leven ontleend, verkondigt deze waarheid almede op eene treffende wijze.
Hoezeer geen zeeman van beroep, (zoo verhaalde mij zeer onlangs een achtingwaardig reiziger) werd ik nogtans door mijne betrekkingen tot menige belangrijke zeereis verpligt; de kortste derzelve werd mij evenwel de merkwaardigste.
Ik moest een' togt over de Oostzee, van Lubek naar Reval, doen; ik had ter eerstgenoemde plaatse ook reeds met eenen Schipper, andreas jansen, de noodige overeenkomst getroffen, en wij waren gereed onder zeil te gaan, toen een vriend mij smeekte, nog éénen dag langer in Lubek te vertoeven, ten einde hem, in zeer gewigtige aangelegenheden, eenen allerbelangrijksten dienst te bewijzen. Ik was besluiteloos: er hing voor mij veel vermaaks van eene spoedige aankomst in Reval af; mijn belang eischte het zelfs; - evenwel, het voordeel, dat ik door een langer verblijf mijnen vriend kon aanbrengen, was buiten kijf belangrijker; - nu dan, ik stelde het geringere eigen voordeel voor het grootere mijns vriends ter zijde.
Ik trachtte den Schipper, door ruime aanbiedingen, tot het uitstel van eenen dag te bewegen; doch hij verkoos die niet, en zeilde uit.
Niet zonder spijt zag ik zijne witte zeilen uit mijne oogen verdwijnen; dan, de gelukkige afloop van mijns vriends aangelegenheden schonk mij eene beloonende vergoeding voor het offer, der vriendschap gebragt. Bovendien vond ik, wat ik niet had durven vermoeden, den volgenden morgen wederom een schip, dat zeilree lag naar Reval, op hetwelk ik mij dus inscheepte, en met een vrolijk hart en tevredene zelfbewustheid naar de plaats mijner bestemming onderzeil ging.
Het weêr was bij onze afvaart gunstig geweest; doch tegen den avond betrok de hemel; de lucht werd zwaar en drukkend; de zeemeeuwen vlogen met eene lage vlugt over de golven, en de zon ging als een roode bal, achter den donkeren wolkendrempel, onder.
Des nachts werden wij door het opkomen van eenen storm gewekt; de zee stond hol, en stikdonkere duisternis rustte op de baren. Kort daarna zagen wij, op eenigen afstand, de