Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1820
(1820)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 770]
| |
den echter daartegen den grootsten afkeer, welke voornamelijk uit driederlei gronden voortkwam. Vooreerst zijn zij tegen alles, wat nieuw is. Ten andere had zich het gerucht verspreid, alsof de Engelschen hierdoor aan sommige menschen een nimmer uit te wisschen kenmerk aan het ligchaam geven wilden, waardoor al zulke volwassene manspersonen tot den krijgsdienst zouden verpligt zijn, en alle meisjes hun tot bijzitten moeten dienen. Eindelijk, ten derde, zagen de Hindous de kinderpokken voor het geschenk eener Godin, mahry umina genaamd, aan; of liever, geloofden, dat deze ziekte het middel was, door hetwelk zich deze Godin met het vleesch en bloed van den kranke vereenigde. Zij zochten dus, in die gevallen, deze Godheid door offers en gaven te winnen; wanneer echter de zieke stierf, dan moesten zich deszelfs bloedverwanten van alle gejammer onthouden, dewijl de Godin anders hun nog zwaardere onheilen zou toezenden. De inenting vond dus aanvankelijk alleen bij de Christenen ingang. De eerwaardige Zendeling dubois deed echter alle moeite, om, ware het mogelijk, dit bijgeloof tegen te gaan, en tevens de kwakzalvers, die zich reeds daarin gemengd hadden, tegen te werken: het gelukte hem dan ook langzamerhand, dewijl de gezegende gevolgen zich meer en meer vertoonden, dezen, afkeer te overwinnen; en de inboorlingen hielden zich nu overtuigd, dat de Godin mahry dezen zachteren weg gekozen had, om zich aan ieder, dien zij bezoeken wilde, te openbaren, en dat men haar dus ook onder deze nieuwe gedaante zeer voegzaam zou kunnen vereeren. Op die wijze vaccineerden dubois en zijne medehelpers meer dan 100,000 personen, en zagen niet één enkel voorbeeld, dat iemand, na deze inentingen, de werkelijke pokken weder gekregen heeft. |
|