Het wonder van het heilige vuur te Jeruzalem.
Zaturdag, den 17 April 1819.
Omstreeks 12 ure des middags begaven wij ons naar het heilige Graf, om aldaar het beruchte wonder van het heilige Vuur te aanschouwen. De Gouverneur der stad had regt tegenover de deur der kerk in eene tent zijne plaats genomen, om de schatting of kafr van alle bedevaartgangers af te nemen. Zij, die niet verder dan de grenzen van Palestina kwamen, betaalden, naar mate zij uit de eene of andere stad waren, van één' tot drie piasters. De inwoners van het dorp Hydda, echter, hadden den vrijen toegang, onder voorwaarde, dat zij zich eenen slag aan het hoofd, of, eigenlijk gesproken, om de ooren, lieten welgevallen. Pelgrims uit afgelegener streken betaalden 23 piasters en 10 paras. Wij groetten Z.H., en traden, zonder iets te betalen, in de kerk. Deze was echter zoo vol en in zulk eene verwarring, dat wij het raadzaam oordeelden, ons terstond naar de galerij der Latijnen te begeven, van waar wij alles, wat er gebeurde, met gemak konden zien. De meeste der aanwezige pelgrims hadden den geheelen nacht in de kerk doorgebragt, waardoor dezelve met vele schadelijke dampen was vervuld. Vele derzelve verrigtten hunne godsdienstoefening bij het Graf met eene mate van geestvervoering, die aan zinneloosheid grensde. Hoezeer ook de kerk overmatig vol was, zorgde men nogtans, dat er rondom het Graf eenige ruimte bleef ter volvoering der plegtigheid. De Grieken waren onder allen het ellendigst gekleed, en sommige half naakt. Eenige werden op de schouders rondom het Graf gedragen; andere deden hun jammerlijk gezang met handgeklap vergezeld gaan, en liepen zoo snel zij konden daar om henen, terwijl zij daarbij uit alle magt schreeuwden, tot zoo lang zij genoodzaakt waren stil te staan, om adem te halen. Twee Grieksche priesters waren bij den ingang van het heilige Graf bezig alles in orde te brengen, wat tot
deze feestviering vereischt werd. Toen de tijd, op welken het wonder geschieden moest, begon te naderen, werd de kerk nog veel voller, en zag men eene tallooze menigte waskaarsen boven de hoofden des volks uitsteken. Omstreeks 2 ure kwam de Stadhouder binnen, en