Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1820
(1820)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 682]
| |
Het linkeroog.
| |
[pagina 683]
| |
den Khan vernamen weldra den zeldzamen prijs, voor welken alleen hij den stier verkoopen wilde, kwamen op de markt, bonden den ouden man, en bragten hem terstond voor hunnen gebieder Dezen viel hij te voet, en beleed, dat zijne jongste dochter hem dien prijs had opgegeven. De Khan, die nu wel vermoedde, dat er iets geheims achter deze zaak schuilde, liet den ouden man vrij, met het bevel, zijne dochter, als de éénige schuldige in het verbreken des hem toekomenden eerbieds, in zijne handen te leveren. - Toen kookju voor den Khan verscheen, vroeg hij haar, om welke reden zij haren vader dien prijs voor den stier had opgegeven. - Ach, Heer! antwoordde zij, opdat gij, zulks vernemende, begeerig mogt worden mij te zien. - En waarom wenschtet gij dan door mij gezien te worden? - Om u eene voor uw wezenlijk best allerbelangrijkste waarheid te zeggen. - En welke is die dan? - Heer! ging kookju voort, van uwe twee opperste regters, die het regt moeten handhaven, staat altoos de rijke en aanzienlijke aan uwe regter-, de arme en geringe, daarentegen, aan uwe linkerzijde; nu hoorde ik in mijne eenzaamheid steeds, dat gij den rijken en aanzienlijken voorspraakt en verdedigdet, maar dat de arme en geringe op uwe ondersteuning niet rekenen kon: daarom bewoog ik mijnen vader, uw linkeroog voor den stier te eischen. - De Khan, hierover vertoornd, beval zijnen grooten, kookju wegens hare vermetelheid te veroordeelen. Nadat het gerigt bijeengekomen was, drong de oudste en wijsste der Lama's, als voorzitter, daarop aan, om vooraf te onderzoeken, of deze vermetelheid van kookju uit boosheid, dan wel uit wijs doorzigt ware voortgekomen. De vergadering gaf haar dus ter beproeving op, om van eenen overal even dikken boom, die van zijne schors ontbloot was, te bepalen, aan welk einde de takken en waar de wortels zich bevonden. Zij wierp daarop den boom in het water; en, daar nu de wortels nederzonken en de takken bovendreven, had zij hierdoor het vraagstuk opgelost. - Hierop werden haar twee merries van een volmaakt gelijk voorkomen aangeboden, met de vraag: wie van beide de moeder was? Kookju sloot beide op, en gaf haar den geheelen dag geen voeder; maar op den volgenden dag, toen zij aan beide het hooi voorwierp, bemerkte zij, dat de eene slechts langzaam at, en het hooi veeleer der andere met den snoet toewierp. | |
[pagina 684]
| |
Hieruit leidde zij het besluit af, dat deze de moeder was. - Eindelijk gaven de regters haar twee slangen, met den eisch, om te beslissen, wie de mannelijke en wie de vrouwelijke was. Kookju legde beide op boomwol, en zag, hoe de eene zich ineenkronkelde, en de andere om haar heenkroop. Zij gaf dus te kennen, dat deze laatste de mannelijke, en de eerste de vrouwelijke slang zijn moest. - De regters meenden nu genoegzaam overtuigd te zijn, dat de handelwijze van kookju niet een gevolg was geweest van boosheid, maar van scherpzinnigheid en doorzigt, met welke zij op eene ongemeene wijze was toegerust. Zij gaven zulks den Khan te kennen. Deze was echter hiermede niet tevreden, maar besloot, zelf aan kookju verscheidene spitsvindige vragen voor te leggen, ten einde haar in de war te brengen, en alzoo te betoogen, dat men haar geenszins voor kloekzinnig en vernuftig mogt aanzien. Hij liet dus kookju voor zich brengen, en vroeg haar, in de tegenwoordigheid zijner grooten: Wanneer men twee meisjes in het bosch zendt, om wilde appelen te verzamelen, zeg mij, wie van beide het meest verzamelen, en op welke wijze zij dit doen zal? Zij antwoordde terstond: Die, welke niet op den boom klimt, maar beneden blijft staan, den boom schudt, en de afgevallene rijpe appelen van den grond opzamelt. - Hoe komt men het naaste en spoedigste over een moeras? vervolgde de Khan. Regt over, zeide zij, is te ver; want het duurt te lang: langs den kant heen is dus nader; want het gaat spoediger. - De Khan zag nu zelf in, dat zij de voorgestelde vragen juist beantwoord had, bewonderde hare kloekheid en scherpzinnigheid, dacht eenigen tijd na, en legde haar toen weder de volgende vragen voor: Zeg mij, hoe kan men zich aan onbekenden bekend maken? - Wanneer men aan hen, die ons niet kennen, hulp betoont. - Hoedanig komt men tot een deugdzaam levensgedrag? - Wanneer men elken morgen met het gebed begint, en elken avond met eene goede daad eindigt. - Wie is waarlijk wijs? - Hij, die zich niet verbeeldt het te zijn. - Waarin zijn de goede eigenschappen eener volmaakte vrouw gelegen? - Zij moet schoon zijn als een vlinder, zachtaardig als een lam, voorzigtig als eene muis, opregt als een spiegel, en rein als vischschubben; zij moet om haren overleden' man treuren, gelijk de vrouwelijke kameel om het mannetje, en in haren weduwstaat leven, gelijk een vogel, | |
[pagina 685]
| |
die ruit. - Twee mijner onderdanen, zeide de Khan, twisten daarover, wie van beide de ware vader van eenen knaap zij: hoe kan ik dit uitvorschen? - Beveel hun, sprak zij, een vogelei van het hoofd des jongens met den pijl af te schieten: de echte vader zal weigeren zulks te doen; de vermeende zal daarin toestemmen. - De Khan was over dit alles zeer verbaasd, maar wilde haar evenwel, wegens de beschuldiging van zijne onregtvaardigheid, doen omkomen. Hij dacht dus nog eenige dagen daarover na, en beval haar toen, hem de juiste waarde van al zijne schatten op te geven: wanneer zij dit doen konde, zou hij haar voor onschuldig verklaren en vrijlaten. Kookju nam deze aanbieding terstond aan, maar verzocht twee dagen om zich te bedenken, en dat de Khan dan ook gedurende dien tijd vasten zou. De Khan nam dit insgelijks aan. Na verloop van dien tijd bragt zij denzelven, op eenen houten schotel, gekookt schapenvleesch, en zeide: Heer! gij zult moeten bekennen, dat, ingeval van volslagen gebrek aan spijs, al uwe schatten zooveel niet waardig zijn, als deze schotel met vleesch. De Khan, door deze waarheid overwonnen, verklaarde haar voor eene wijze maagd, huwde haar uit aan zijnen zoon, en zij herinnerde hem naderhand nog dikwerf aan het gebruik van zijn linkeroog. |
|