Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1820
(1820)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe voornaamste Parijsche koffijhuizen.(Vervolg en slot van bl. 615.) Ik heb met opzet tot nog toe geen gewag gemaakt van twee koffijhuizen in het Palais Royal, waarvan het eene evenzeer in het daglicht geplaatst is, als het andere in de duisternis des nachts verscholen ligt. Het eerste is het Café de la Rotonde. Dit koffijhuis had de gewoonte, om, ten tijde van de beide invasiën der Geallieerden, de Officieren derzelve de eetwaren dubbel zoo duur te doen betalen als geborene Franschen; zekerlijk eene onheusche en antiliberale wijze om zijn patriotismus aan den dag te leggen! Het tweede draagt den morsigen spotnaam van Pince-c** -. (Ik heb | |
[pagina 667]
| |
dit laatste woord niet geschreven, om hun, die wel Fransche woorden, maar niet de Fransche taal kennen, geenen aanstoot te geven; en voeg er alleen bij, dat het hier bedoelde woord in Fransche, maar ook alléén in Fransche ooren even gelijk ieder ander woord klinkt.) Het bedoelde koffijhuis heeft voorts dit bijzondere, dat de gasten aldaar eerst komen, wanneer men zich elders reeds heeft te bed begeven; namelijk tegen 12 ure des nachts. Ik zal het niet wagen, daarvan eene beschrijving te geven; want iedere afteekening zou nog altijd verre beneden, of liever boven, de waarheid blijven. Dit verblijf der ondeugd behoort aan de Administrateuren van het Spel, die aldaar, behalve eene farobank, ook nog eene danszaal hebben aangelegd. De prijs van alle eetwaren is hier, en met regt, geweldig duur. Wij komen thans tot de voornaamste koffijhuizen buiten het Palais Royal, en behoeven slechts de plaats voor hetzelve over te stappen, om dadelijk in het Café de la Regence te komen. Ik zal mijnen lezeren verhalen, welke grap mij in dit koffijhuis, in hetwelk rousseau gedurende eene lange reeks van jaren gewoon was dagelijks met philidor zijne partij schaak te spelen, is bejegend. Naauwelijks was ik in Parijs aangekomen, of ik vroeg naar dit koffijhuis. Men wees het mij. Ik trad binnen; en, vol des levendigen aandenkens aan rousseau, gevoelde ik eene ligte huivering bij dat binnentreden. Ik zag onwillekeurig rond, om de plaats uit te vorschen, waar hij mogt gezeten hebben. Mijn oog ontwaarde onder de schaakspelers eenen grijsaard van een aanminnig voorkomen. Ik dacht bij mij zelven: ‘Deze man is oud genoeg, om misschien in zijne jeugd rousseau hier in dit koffijhuis gekend te hebben.’ Ik naderde hem dus, toen het partijtje uit was, en vroeg hem minzaam, ‘of hij den grooten rousseau ook nog gekend had?’ - ‘Wel, zou ik niet!’ was het antwoord; ‘maar zeg liever den langen rousseau, want voor zijne grootte is de man te mager. Hij is thans ziek; doch voor het overige is hij wèl, en zijne kousenfabrijk gaat zeer goed.’ Daar had ik genoeg aan! Ik zag dus rond naar eenige buste van rousseau, of eenige zinspeling op denzelven, die, naar mijne gedachte, hier toch ergens moest aanwezig zijn. Doch ik ontdekte niets van dit alles. Ik wilde dus eene laatste proef nemen, ging bij de vrouw, aan het buffet zittende, | |
[pagina 668]
| |
en sprak haar op deze wijze aan: ‘Met uw verlof, Mevrouw! vóór jaren moet een zekere rousseau dit koffijhuis bezocht hebben; kunt gij mij ook iets -’ Hier hield ik op, uit vrees, dat die vrouw mij misschien even zoo verkeerd verstaan kon, als zoo even de oude schaker. Ik liet dus onmiddellijk daarop volgen: ‘Maar het is niet rousseau de kousenwever, over welken ik u spreken wilde.’ Nu zag de Dame mij met die beminnelijke en deelnemende verlegenheid aan, die alle Parijsche vrouwen vertoonen, wanneer zij verklaren moeten iets niet te weten, en rekte langzaam de volgende woorden uit: ‘Dat zou ik u niet kunnen zeggen, Mijnheer!’ Hiermede verliet ik dit huis, en ben er sedert niet weêr geweest. Dit koffijhuis is vooral wegens de groote schakers beroemd, die aldaar verkeeren. Onder de vele koffijhuizen, die in de nabijheid der schouwburgen aangelegd zijn, en, zich aan deze, gelijk de mosplanten aan de boomen, vasthechtende, op het laatste goed en bloed azen, dat de openlijke en geheime vermaken van Parijs den tooneelspelers en schrijvers hebben overgelaten. Onder deze is het Café Dufils, onder de zuilen van het Théâtre Feydeau, wel geen der luisterrijkste, maar nogtans een der meestbekende. Ik zou den vreemdeling, die dit koffijhuis wil bezoeken, raden, tusschen 6 en 7 ure derwaarts te gaan, en zich door een' der oppassers, voor eene billijke belooning, de voornaamste tooneelisten te laten aanwijzen. Het Théâtre Feydeau is, hoezeer niet altijd de meest bezochte, althans zeker de meest geachte der Parijsche schouwburgen: de meeste en beroemdste schrijvers en componisten werken voor hetzelve; deze gaan meestal dagelijks derwaarts, en komen dus ook in het voorbijgaan in dit koffijhuis aan. Hier verzamelen desgelijks de meeste tooneelbeoordeelaars, om hunne waarnemingen in de onderscheidene Journalen mede te deelen. Hier verneemt men tevens de chronique scandaleuse van al de schouwburgen der hoofdstad. Het Café Minerve, naast het Théâtre Français, moet niet verward worden met het Café du Théâtre Français. Het laatste onderscheidt zich door niets, dan door het orkest van gezegden schouwburg, welks leden alle avonden aldaar, onder het geleide van den orkestmeester bonneau, vergaderen, om zich door een glaasje brandewijn te sterken tot | |
[pagina 669]
| |
het meestal verdienstelijk uitvoeren der symfoniën van haydn en mozart, welke sedert dertig jaren hier door hen dagelijks worden afgezaagd. Het koffijhuis Minerve, daarentegen, is een der meest bezochte van alle. Men zou kunnen vragen, wat toch de Godin der Wijsheid en van de Oorlog met een koffijhuis te maken hebbe: het antwoord op deze vraag zal terstond blijken, als ik zal aangewezen hebben, welke lieden hier inzonderheid zamenkomen. Wien is het wel onbekend, dat de goedkeuring van eenig stuk op het Parijsche tooneel nooit van zijne wezenlijke waarde, maar steeds van den meerderen of minderen ijver der zoogenaamde claqueurs (handklappers) afhangt, die voornamelijk in het midden onder de lampenkroon hunne plaats nemen? De bekende Monsieur ledoux, Chef de l'entreprise générale des succès, is bevelhebber dezer bende. Hij houdt in het genoemde koffijhuis zijn hoofdkwartier. Tegen 5 ure gaat hij derwaarts, wanneer het corps reeds vergaderd is. Hij, benevens zijne onderbevelhebbers aan een paar afzonderlijke tafels gezeten, deelt zijne bevelen rond, welke tooneelen uit de onderscheidene stukken met handgeklap moeten opgenomen worden, en hoe vele zijner troepen, naar gelang der omstandigheden, naar den eenen of anderen schouwburg zich begeven moeten; waarbij altoos die regel van voorzigtigheid wordt in het oog gehouden, om naar goede stukken slechts de recruten te zenden, de veteranen daarentegen, op wier vurigen ijver, ijzeren longen en vereelte handen en vuisten de entrepeneur zich kan verlaten, voor de slechtste stukken te sparen. Eindelijk wordt ook de plaatsing in en door den schouwburg bepaald, en alle wezenlijke vereischten der taktiek van dit corps handklappers geregeld. Omstreeks 6 ure marcheren nu de verschillende detachementen naar de aangewezene posten. Ledoux gaat aan het hoofd van datgene, wat ter verdediging van den gevaarlijksten post bestemd is. Des zaturdags, met den klokslag van 12 ure, wordt aldaar het loon betaald, hetwelk echter gewoonlijk door de buffetdame, die een stilzwijgend, maar steeds voortdurend beslag daarop gelegd heeft, dadelijk naar zich gestreken wordt. Mij dunkt, dat op deze wijze dit koffijhuis zijnen naam van Minerve volkomen regtvaardigt. Mons. ledoux is een even wijs als in dezen krijg geoefend man. | |
[pagina 670]
| |
Laat ons thans de koffijhuizen van de Boulevard de GandGa naar voetnoot(*) (weleer de Coblenz) bezoeken. Hier treft men vooreerst het door geheel Europa vermaarde koffijhuis Tortoni aan. De eigenaar van hetzelve is wel reeds overleden; maar zijne nagedachtenis zal leven, totdat een ander zal geleerd hebben beter ijs te maken dan hij, hetgene voorzeker zeer moeijelijk zijn zal! Dit koffijhuis is de verzamelplaats van alle petits-maîtres, of althans dergene, welke daarvoor willen gehouden worden. Hier worden de modes vertoond, de overwinningen, die men wil maken, besloten en het plan daartoe ontworpen, paarden geprobeerd (te weten voor hetzelve), de geheimen tusschen de coulissen van het tooneel geopenbaard, de verandering van maîtressen bepaald, de eene phryne in verachting en de andere in de mode gebragt; met één woord, hier is alles aan te treffen, wat een modegekje noodig heeft, om zich in de balkon der groote Opera, of in de zalen van Madame B**, V** of L** te doen onderscheiden. Het behoort tot de volstrekte vereischten van den bonton, om, wat ook voorts het overige van den dag moge aanvullen, bij tortoni op den middag ten 12 ure te ontbijten, en des nachts ten 12 ure aldaar sorbet of ijs te gebruiken. Nevens dit opgenoemde koffijhuis treft men op de Boulevard de Gand nog aan de koffijhuizen Hardi, Riche en François. Zij verdienen geene verdere melding, dan dat het Café Tortoni aan alle drie tot modèl gediend heeft, hetwelk zij echter nog op verre na niet hebben kunnen bereiken; men roemt evenwel in het eerste de cotelettes, in het tweede de beefsteaks, of, gelijk de Franschen het uitspreken, bifteek. en in het derde de chocolade. In het algemeen kan men zeggen, | |
[pagina 671]
| |
dat, wanneer de vreemdelingen de koffijhuizen van het Palais Royal het meest bezoeken, de eigenlijk gezegde jonge modeheertjes van Parijs daarentegen zich voornamelijk in de koffijhuizen van de Boulevard de Gand vertoonen. Het koffijhuis du Roi, op den hoek der straten Richelieu en St. Honoré, werd voorheen, toen het nog den naam droeg van Café du Roi de Rome, sterk door Italianen en Franschen bezocht. Destijds, zegt men, vloeide aldaar, ter bevestiging der vriendschap tusschen die natie, welke toen de wereld bedwong, en die, welke haar eertijds bedwongen had, de rumpunch in volle stroomen. Thans treft men in zijne drie ruime zalen slechts nu en dan eenige habitués (gewone bezoekers) aan, die aldaar klagen en jammeren, dat zij niet weder in het verledene kunnen terugtrreden, maar steeds voorwaarts in het toekomende gaan moeten. Dit koffijhuis werd vóór vier jaren weder eenigzins bekend, toen Madame albertoni, eene Duitsche tooneelspeelster uit Breslau, die bij de verovering dier stad in 1807 zich den overwinnaar tot eene vrijwillige gevangene aanbood, naderhand door hem aan zijnen kamerdienaar uitgehuwelijkt werd, en eindelijk, te Parijs komende, aldaar la belle Limonadière de loef wilde afsteken, hetgene haar echter, volgens hare eigene verzekering, 100,000 franks gekost heeft. Het koffijhuis Rigny, op de Quai Malaquai, is minder om zijnen ouderdom (het heeft reeds meer dan twintig jaren bestaan) dan wegens eene andere bijzonderheid vermaard. Aldaar wordt, namelijk, de zoogenaamde melkpunch (punch au lait) vervaardigd, die, zooveel ik weet, in geen ander koffijhuis binnen geheel Parijs geschonken wordt. Het Café du Théâtre des Variétés, op de Boulevard Montmartre, bestaat genoegzaam alleen van de tooneelspelers, schrijvers en dagelijksche bezoekers van dien schouwburg, naast welken het gelegen is. In dit koffijhuis treft men bijna dagelijks tooneelen aan als dat, waarvan ik hier eene beschrijving geven zal. Bij het binnentreden zien wij zes personen, diep in gedachten verzonken en met zigtbare teekenen van ongerustheid op het gelaat, zwijgend aan eene tafel zitten, op welke eene kom punch staat te rooken, waarvan echter geen hunner lust schijnt te hebben iets te gebruiken. Het slaat 8 ure, en hunne ongerustheid klimt tot werkelijken angst. Twee hunner staan op, en verlaten de zaal; terwijl | |
[pagina 672]
| |
de overige hen met een bang gelaat naoogen. De beide vorige personen komen terug, gaan weder heen, komen nog eens terug, gaan op nieuws heen, en houden die vertooning wel een geheel uur vol; terwijl zij intusschen niets uiten dan eenige afgebrokene woorden, die zij den vier overigen toevoegen, en die bij deze laatste, afwisselend, verwarring, vrees, hoop, vreugde en schrik op het gelaat te voorschijn roepen: ‘Er wordt gefloten.... De stampers doen wonderen.... De partijen zijn handgemeen.... Eene vechtpartij.... Handgeklap.... Victorie!’ - Victorie! herhalen dan de overige vier, als in een koor. Nu worden er zes kommen punch besteld; en, terwijl zij drinken, heldert de zaak uit hunne gesprekken ook voor ons op. Het is, namelijk, eene Compagnieschap van zes Schrijvers, die een tooneelstuk vervaardigd hebben, dat zoo even op dien schouwburg gegeven en met goedkeuring ontvangen is. En nu wil ik de reeks der voornaamste Parijsche koffijhuizen met datgene sluiten, waarmede dezelve vóór bijna honderd jaren is begonnen, met het koffijhuis Procope. Dit bevindt zich nog altoos, gelijk wij in den beginne aanmerkten, in de Rue des Fossés St. Germain des Près. Het werd in 1724 tegenover de Comédie Française, die toenmaals aldaar stond, opgerigt, en van tijd tot tijd door voltaire, piron, den ouden rousseau, fontenelle, crébillon, st. foix, lemierre, du belloy en anderen bezocht. Hier wandelt men dus op den klassieken grond der Fransche letterkunde. Tegenwoordig, echter, vindt men daar geene lieden van de pen; maar zij, die daar iets komen verteren, zijn lieden, die het met den mond afdoen, en dus natuurlijk oneindig knapper dan een der opgenoemden. |
|