George I.
Bij de belegering der kleine vesting St. Philip trof een' jongen Scheepsluitenant het ongeluk, beide beenen door eenen kettingkogel te verliezen. In dezen ellendigen en hulpeloozen toestand werd hij naar Engeland teruggezonden, en aan de Admiraliteit berigt van zijne bewezene dapperheid en ongeluk gegeven; doch desniettegenstaande werd hem niet meer dan halve soldij toegelegd. De Majoor manson, die zich het lot van dezen ongelukkigen aantrok, nam hem op eenen Galadag mede naar het Hof, alwaar hij hem in de voorkamer plaatste, en door twee zijner kameraden liet ondersteunen. Toen de Koning zich naar de Audientiezaal begaf, sprak de Luitenant hem aldus aan: ‘Sire! gij ziet hier een' man, die zijne knie niet voor u buigt; hij heeft ze beide in uwen dienst verloren.’ De Koning, niet minder getroffen door deze aanspraak, dan door den ellendigen staat van den persoon, welken hij voor zich zag, stond stil, en vroeg, wat men voor hem gedaan had. ‘Halve soldij,’ antwoordde de Luitenant, ‘op uwer Majesteits bevel.’ -