Over de onpeilbaarheid der schepping.
(Uit scoreby's Beschrijving der streken om de Noordpool.)
De kleur van het zeewater loopt omstreeks Groenland van het ultramarijnblaauwe tot in het olijfgroene. In het groene water vindt de Walvisch voornamelijk zijn voedsel; want deze kleur wordt veroorzaakt door diertjes uit het geslacht der Meduza's, die nu eens haarvormig van gedaante zijn, en zich dan weder als kleine halfdoorzigtige balletjes vertoonen, ter grootte van 1/20 tot 1/30 duim in middellijn.
Het aantal dezer diertjes is in het olijfgroene zeewater volstrekt ontelbaar. In één' kubiek-duim van dat water waren er 64 aanwezig; naar welken maatstaf er 110,592 in één' kubiek-voet, en 23,887,872 in een' kubiek-vadem aanwezig zijn; hetwelk voor het kubiek van ééne Engelsche mijl omtrent 23,888,000,000,000,000, of 23 duizend 888 billioenen, geeft. In de streek, waar deze diertjes aangetroffen werden, namelijk tusschen 74 en 80 graden noorderbreedte, was de zee omtrent eene mijl diep. Of zij echter tot in deze diepte toe, en wel in die hoeveelheid, daarmede aangevuld zij, kan niet wel beslist worden. Aangenomen dus, dat zij zich slechts tot op 250 vademen diepte uitstrekken, zoo kan men stellen, dat de bovengenoemde ontzettende menigte dieren van deze soort in de uitgestrektheid van twee mijlen in het vierkant aan te treffen is.