de beeldende kunst, als van de redekunst en de muzijk gebruiken? - te onderkennen. Maar heeft hij dan nu ook een juist oordeel geveld? En welke is de maatstaf, waarnaar hij dat afgemeten heeft? Deze is alleen te vinden in het aanschouwen der Natuur. Immers de werking van het licht en de kleuren, van de hardheid en zachtheid der omtrekken, van het volle of schrale der gedaanten verschijnt daar wel in de hoogste verscheidenheid, maar nooit willekeurig; altijd als noodzakelijk, en op natuurkundige gronden berustende. Het oog moet dus ten laatste zoo verre komen, dat het ieder tooneel der Natuur even zoo beschouwt, alsof het reeds op het paneel geschilderd ware; en het moet in het oogenblik der waarneming zich de afwisseling van kleuren, tinten en schaduwen, de harmonie van het geheel, en de verscheidenheid der gedaanten en harer perspective vertooning, duidelijk vertegenwoordigen. Daarin bestaat het geoefende oog van den kunstenaar, hetwelk echter ook ieder ander mensch kan bezitten en verkrijgen, al is het, dat hij de werktuigelijke kunst van het teekenen niet bezitte. Zulk een geoefend oog, nu, kan alleen beoordeelen, waar de kunstenaar overdreven geweest, of beneden de Natuur gebleven zij; wie van velen het best geschilderd hebbe: maar ook dit alleen zal het volkomen genot hebben van die getrouwe voorstelling der Natuur, welke een voortreffelijk meester op zijn paneel heeft vertoond.
‘Toen ik,’ schrijft göthe in zijn dagboek, uit ‘Venetië, over de Lagunen voer, en van den rand des gondels zag, hoe zich het beeld der ligtzwevende, bontgekleede en roeijende gondeliers op de heldergroene vlakte en tegen de donkerblaauwe lucht teekende; toen had ik het beste, helderste beeld der Venetiaansche schole voor mij. De zonneschijn verhief de plaatselijke kleuren tot eene blinkende hoogte, en zelfs de schaduwzijden waren zoo helder, dat zij elders wel voor lichte partijen konden dienen. Hetzelfde gold ook van de weêrkaatsing des zeegroenen waters. Alles was zoo helder in het heldere gekleurd, dat er schuimende golven of bliksemstralen noodig waren, om uitstekende lichtjes, even als de tittels op de i, te plaatsen. - Titiaan en paul veroneze hebben deze helderheid in den hoogsten graad uitgedrukt, en waar men dezelve in hunne