Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1820
(1820)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe voornaamste Parijsche koffijhuizen.Het is bekend, dat Mad. de sevigné eens aankondigde: racine zou even zoo zeker uit de mode geraken, als de koffij. Zij wilde daarmede, naar de toenmalige denkwijze, doen blijken, dat zij smaak bezat. Wat zou echter de goede vrouw wel zeggen, bijaldien zij thans, na 150 jaren, eens weder naar Parijs terugkeerde, en zien moest, dat die zwarte, schadelijke drank, even zeer als de verzen van racine, in aller mond is? Sedert de Turksche Afgezant, soliman aga, den Parijzenaars reeds in 1669 het gebruik der koffij geleerd had, was een Armeniër, met name pascal, de eerste, die eenige jaren later op de jaarmarkt te St. Germain eene koffijkraam opzette. Het schijnt evenwel tot aan het jaar 1724 aangeloopen te zijn, eer de doorgaande verkoop derzelve eenen aanvang nam. Althans de oorsprong van het eerste koffijhuis, van hetwelk men eenige kennis draagt, valt in dat jaar. De stichter deszelven, zekere Siciliaan procopio, verplaatste het in de Rue des Fossés St. Germain des Prés, | |
[pagina 608]
| |
waar destijds de Fransche schouwburg stond, en wel vlak tegenover denzelven. Dit koffijhuis bestaat nog, en draagt nog steeds den naam des stichters. Thans, daar ik dit schrijf, dus bijna honderd jaren na het ontstaan van het Café Procope, zegt men, dat in Parijs, onder den naam van Cafés, Estaminets en Tabagies, bijna 6000 huizen zijn, in welke koffij geschonken wordt. Ik zal hier deze drie genoemde soorten van koffijhuizen nader moeten opgeven, en aanwijzen, waarin het onderscheid tusschen dezelve bestaat. Een Parijsch koffijhuis is niet, gelijk bij ons, eene plaats van verschrikking voor allen, die tegen den tabaksrook opzien, om 't even of die uit Virginische of inlandsche bladen opstijgt. Men treft voorzeker ook dáár rook aan; maar geenen anderen, dan die uit de gebrande Arabische mokka ontstaat; en, in stede van op harde banken of lederen stoelen zich stijf te zitten, vlijt men daar op fluweel de vermoeide leden ter neder. Muren, met spiegelglas bezet, zijn zeker in onze koffijhuizen niet te vinden, en te regt; want waartoe zouden zij ook dienen in kamers, waar men, van wege den rook, naauwelijks eene hand voor oogen zien kan? In de Parijsche koffijhuizen, daarentegen, ziet men alles twee- of driemalen tevens, zoo wel la petite Maîtresse, die daar haar ijs of sorbet gebruikt, als de Bonne (kindermeid), die voor hare meesteresse een klein kopje koffij bestelt, en in het voorbijgaan nog eens naar de figuur van haar korset of naar den strik aan hare muts ziet, als den jongen heer, die voor deze spiegels zijnen halsdoek, zijn snorbaardje of zijne gekrulde haren weder in orde schikt. De Estaminets zijn van Nederlandschen oorsprong, en derzelver, waarschijnlijk Spaansche, naam beteekent aldaar, b.v. te Brussel, te Rijssel enz., een gesloten gezelschap. Daarvan heeft naderhand de vergaderplaats zelve dien naam gekregen. Hier mogen nu de vreemdelingen, die gewoon zijn te rooken en zich te laten berooken, hun hart ophalen, en zich schadeloos stellen voor de onthouding, tot welke zij op iedere andere openlijke plaats in Parijs gedwongen zijn. Het ligt dus in den aard der zake, dat de Estaminets minder prachtig versierd zijn, dan de eigenlijke koffijhuizen, waar men niet rooken mag. Hier wordt ook niet zoo zeer koffij, | |
[pagina 609]
| |
als veelmeer bier, punch, en door vreemdelingen zelfs wijn gedronken. Tabagie was eertijds de naam van alle openbare plaatsen, waarhenen men ging om te rooken. Naderhand schijnt echter deze welgekozene naam in den meer algemeenen van Estaminet veranderd te zijn. Tegenwoordig wordt nog de laagste en gemeenste soort van openbare verzamelplaatsen, tot tabakrooken bestemd, Tabagie genoemd. Iets merkwaardigs is het, dat in geene dezer drie soorten van koffijhuizen door een' geboren Franschman wijn gedronken wordt, en dat zelfs de vreemdelingen, deze gewoonte huldigende, zich van denzelven buitenshuis onthouden, of, zoo zij tot de lagere volksklassen behooren, te dien einde zich in de eigenlijk gezegde wijnhuizen begeven. Ik zal nu trachten, met terzijdestelling der Estaminets en Tabagies, de voornaamste der eigenlijke koffijhuizen op te geven, en tevens beproeven, in eenige algemeene trekken, het onderscheidende karakter van ieder derzelve aan te wijzen. Klatergoud blinkt dikwijls meer, dan dingen van wezenlijke waarde. Dit is het dan ook alleen, wat het koffijhuis des Mille Colonnes zijne beroemdheid boven alle overige in Parijs heeft doen verkrijgen. Schijn is alles, wat het oog hier ziet en wat de tong proeft; want de bekoorlijkheden der schoone Limonadière zijn van het toilet, hare geestigheid is uit de romans, hare opgeruimdheid van den nooddwang, en haar prachtig ameublement van den behanger geborgd. Haar man, romain geheeten, heeft slechts éénen arm. Is het dus te verwonderen, dat ook hij, door het klatergoud verblind, somtijds vergeet, weleer een gunsteling van den voormaligen Consul cambacerès geweest te zijn, en zich verbeeldt, den anderen arm in den grooten kamp voor de vrijheid verloren te hebben; en wat wonder almede, dat hij alsdan waant, van st. romain te heeten! Vóór meer dan twintig jaren heeft Madame romain eens eenen armen drommel, die, gelijk duizend andere nieuwsgierige ledigloopers, slechts gekomen was om hare bekoorlijkheden te bewonderen, in het gedrang het leven doen verliezen; terwijl een Russische Ambassadeur het overige voor haar deed. Op dusdanige wijze zag zich dan deze vrouw, die weldra haren wa- | |
[pagina 610]
| |
ren of aangenomen' naam in dien van la belle LimonadièreGa naar voetnoot(*) (de schoone koffijhuiswaardin) veranderde, in staat gesteld, het Café du Bosquet in de Rue de Richelieu, waar hare fortuin was beginnen te ontluiken, voor dat des Milles Colonnes in het Palais Royal, hetwelk zij gesticht heeft, te verruilen, en waar dezelve zeer waarschijnlijk verwelken zal. Daar hare schoonheid zich niet heeft laten vernieuwen, zoo heeft zij dit althans met haar koffijhuis beproefd; want zij heeft hetzelve vóór twee jaren geheel op nieuws gemeubeld; en het heeft thans waarlijk meer het voorkomen van een geheim vertrek in het vrouwentimmer des Turkschen Keizers, dan van eene plaats, waar men voor vier Fransche stuivers een' kop koffij zonder suiker krijgen kan. De knechts zijn ook sedert dien tijd in frakrokken en in korte broeken met schoenen gestoken geworden. Aan gevestigden roem overtreft zeker het Café de Foi in het Palais Royal alle overige koffijhuizen in Parijs; het stond eertijds in het achterste gedeelte van de Rue de Richelieu, toen deze nog aan den tuin van het Palais Royal grensde, en was destijds het éénige koffijhuis in die streek. Bij het bouwen van de galerijen, in 1786, werd hetzelve naar zijnen tegenwoordigen stand verplaatst. Destijds stond de vermaarde groote en schoone kastanjeboom, bekend onder den naam van Arbre de Cracovie, digt voor zijne deur; en deze was de verzamelplaats van alle staatkundige tinnegieters in geheel het groote Parijs. Bij het omhakken van dien boom namen al deze staatkundigen de wijk in het koffijhuis de Foi, en zijn aldaar tot op den huidigen dag gebleven; er is dus misschien geene plaats ter wereld, waar meer over het politieke gesproken wordt, dan in dit koffijhuis. De vorige eigenares was eene majestueuze schoone vrouw, en, eertijds kamenier geweest zijnde, had zij langs dien weg geleerd, zoo voortreffelijk voor Dame te spelen, dat zij wel eene Koningin scheen te zijn. Men roemt de koffij, die aldaar | |
[pagina 611]
| |
geschonken wordt, zeer; hoewel ik haar slechter, dan in eenig ander der groote koffijhuizen, gevonden heb. Even gelijk de Kamer der Gedeputeerden, door de beide partijen, in tweeën afgedeeld is, zoo hebben ook in het Palais Royal de Liberalen de linker- en de Ultra's de regterzijde ingenomen. De eerste komen in het koffijhuis Lemblin, de laatste in dat van Valois bijeen. In het koffijhuis Lemblin is men liberaler in denkbeelden dan in suiker; want deze laatste geeft men hier in merkelijk kleinere stukken, dan in de overige koffijhuizen. Zoo de rijke Heeren, Schrijvers der Minerva, die hier dagelijks hunnen halven kop koffij en klein glaasje likeur komen drinken, zulks niet bemerken, omdat zij een ontbijt à la fourchette nemen; zoo ondervinden de afgedankte of op halve soldij gestelde Officieren dit zoo veel te bitterder, omdat zij hun ontbijt, hetwelk in een' kop thee bestaat, zonder suiker moeten innemen. Niet minder drok is het te zelfden tijde in het Café Valois. Hier, zegt men, zouden de Ultra's en vele anderen, verleden jaar, de bekende Royalistische zamenzwering ontworpen hebben: men heeft hen echter destijds van niets anders kunnen overtuigen, dan dat zij toen aldaar hunnen halven kop koffij gedronken hebben. Ik heb, wel is waar, den Burggraaf de chateaubriand, Redacteur en chef van den Conservateur, aldaar nog niet aangetroffen, (want ik kom er zelden) maar des te meer den Heer martainville, Redacteur van den Drapeau blanc; ja ik heb zelfs het geluk gehad, de groote stelling: ‘Le Roi d'Espagne veut et saura être Roi,’ (de Koning van Spanje wil en zal eens weten Koning te zijn) welke hij ook naderhand door de drukpers van zich heeft doen uitgaan, aldaar te voren uit zijnen mond te vernemen. Het Café de la Paix, almede in het Palais Royal, is misschien de merkwaardigste van alle publieke plaatsen, zoowel wegens de schoonheid des lokaals, als wegens het slechte van het gezelschap. Over het eerste kan de lezer oordeelen, als ik zeg, dat de enkele versiering daarvan, (want het gebouw zelf behoort aan het Palais Royal) aan de onderscheidene bezitters, van tijd tot tijd, over de driemaal honderd duizend franks gekost heeft; en van het laatste daaruit, dat het de loopplaats is van alle ligtekooijen uit het Pa- | |
[pagina 612]
| |
lais Royal en uit dat geheele kwartier der stad: Dit koffijhuis heeft even dikwerf verandering van naam, als van eigenaars ondergaan. Oorspronkelijk was aldaar het weleer zoo beroemd Théâtre Montansier, op hetwelk brunet, die thans op het Théâtre des Variétés voor een leeg parterre speelt, zich den roem des eersten tooneelspelers van Europa heeft weten te verwerven; welken roem hij, wel is waar, niet door de stem van geheel Europa, maar alleen door die van den Engelschen Acteur kemble verworven heeft. Toen echter het spel der vrouwen in de loges en in de koffijkamer nog luidruchtiger werd, dan dat der Acteurs op het tooneel, werd deze schouwburg naar de Boulevard Montmartre verplaatst, waar hij nog onder den opgegeven' naam van Théâtre des Variétés aanwezig is. Het lokaal werd daarop van eenen troep koordendansers onder den bekenden forioso bezet, naderhand langen tijd gesloten, en eindelijk met ontzettende kosten in een koffijhuis veranderd. In hetzelve werden, na den 20sten Maart 1815, ter eere van buonaparte, door hoeren en kruijers, en na de herovering der stad, in hetzelfde jaar, door de Gardes du Corps, ter eere des Konings, alle spiegels in stukken geslagen. Het koffijhuis der Blinden (Café des Aveugles) is in het Palais Royal in eenen kelder, en, om zoo te spreken, een uitspruitsel van het Café de la Paix; want ook hier zijn de meisjes, als ware het, de stam, op welken het publiek, dat hier verschijnt, geënt wordt. Het vermaak is alhier veel woester dan elders, maar ook de straf veel grooter voor de ongeregeldheden, die somtijds geschieden, daar de honderdoogige Policie dezelve in de gevangenis la petite Force doet boeten. Van dat de avond valt, tot 11 ure des nachts, gelijkt dit koffijhuis, door de menigte, die daar in- en uitvloeit, naar eenen geweldigen stroom, die alles met zich voortsleept, wat niet tevens van eene ongemeene physieke en morele sterkte is. Hier gaat alles zoo wild en woest toe, dat men veeltijds zijne eigene woorden, en dikwijls zelfs het orkest der zeven blinde muzikanten, niet hooren kan. Deze verschaffen aan het publiek, wanneer het namelijk nog eenigen smaak voor fijner genot behouden heeft, een waar kunstgenoegen. Hoezeer nu ook zij, die de fortuin van dit koffijhuis hebben gegrondvest, blind mogen zijn, zoo hebben nogtans zij, die deze fortuin te hunnen behoeve weten te | |
[pagina 613]
| |
gebruiken, zeer scherpziende oogen: want de drie achtereenvolgende eigenaars van dit koffijhuis zijn alle rijk geworden; terwijl de orkestmeester deszelven, wanneer hij in de pauzen eens bij het buffet komt, om een glas op krediet te vragen, van de oppassers op de hardste wijze wordt toegesnaauwd. De kelder van den Wildeman (Caveau du Sauvage), naast den vorigen, ontleent zijnen naam van eenen potsemaker, die daar alle avonden grimmige gezigten en vreesselijke gebaren komt maken, hoe veel lust hij ook mogt hebben, om zich vreedzaam onder de aanschouwers neder te zetten, en zijne kan bier te drinken. Hij is met eene dierenhuid omhangen, en zijne regterhand met eene knods gewapend. Tot afwisseling slaat hij met zijne vuisten op een paar keteltrommen, en laat zijnen vinger langs de tambourin glijden. Wanneer deze arme kerel iederen avond dezelfde gezigten trekken, dezelfde kromme sprongen maken, steeds op dezelfde wijze de keteltrom stukslaat en de tambourin moet laten hooren, zoo kan men daaruit reeds opmaken, dat deze zotternijen toch met ware geestigheid moeten gedaan worden, wanneer zij op den duur volk zullen blijven lokken. En dit is ook werkelijk het geval; want ik houd het voor onmogelijk, om meer bekwaamheid, verscheidenheid, bevalligheid en grappigheid in enkele ligchaamsbewegingen te brengen, dan hij doet. Het publiek bestaat hier meestal uit landlieden van den omtrek, en des zondags uit de bewoners der voorsteden en van het Quartier du Marais, die alsdan in het Palais Royal komen, om aldaar de heerlijkheid der wereld te aanschouwen. Voor het overige gaat hier alles eerbaar toe. Het Café Borel, mede aldaar, laat, sedert het buikspreken van alle buiken uitgaat, zijn pedaalorgel en zangers door ledige gewelven weêrgalmen. Borel, de tegenwoordige eigenaar deszelven, was reeds een man van jaren, toen hij opééns de gave der buikspraak als bij ingeving ontving. Hetzelfde, wat francarleu, in de Métromanie van piron, van zijne plotselijke dichtgaven sprekende, zegt, zou ook deze man van zijn talent, om met den buik te spreken, kunnen zeggen: ‘En 'k was reeds vijftig jaar, vóór mij dit overkwam.’
Plotselijk verwisselde borel het kleine koffijhuis, dat hij | |
[pagina 614]
| |
destijds in de Allée van Neuilly hield, voor eenen grooten kelder in het Palais Royal, waar hij thans woont, en begon terstond een gevaarlijk mededinger van fitz-james te worden, die toenmaals verscheidene zalen op de eerste verdieping van het Palais Royal bezette. Het gewone spreekwoord zegt: wat uit het hart komt, gaat ook weder tot het hart. Borel toonde, dat hetgene uit den buik komt weder tot den buik gaat; want binnen korten tijd had hij dien zijner gasten, die hij op zijne buikspraak onthaalde, zoo wèl gevuld, dat hij huizen in Parijs en landhuizen buiten hetzelve koopen kon. Het publiek van zijn koffijhuis bestaat uit den afval van dat der koffijhuizen des Aveugles en de la Paix. Er zijn echter ook dagen, waarop hij geheel geen publiek heeft. In het koffijhuis des Variétés, op de andere zijde van het Palais Royal, gaat het boven alle andere het luidruchtigste toe. Er doet zich alle avonden een koor van vier stemmen en een pedaalorgel hooren. Om wat uit te rusten, moeten de zangers, op een daartoe ingerigt tooneel, kleine vaudevilles spelen. Dit alles, benevens een glas zeer goeden Franschen brandewijn, kan men voor den matigen prijs van vier sous genieten: men ziet dus, dat het onmogelijk is, zijnen avond ergens goedkooper door te brengen. Men houdt hier alles voor geoorloofd, wat niet regtstreeks ongeoorloofd is. Daarvan maken dan ook lieden van elken stand gebruik; en het incognito, hier vooral van veel waarde, kan hier ook te gemakkelijker worden bewaard, daar het, bij dit allervreesselijkst gewoel, niet ligt mogelijk is, iemand te herkennen of weder te vinden. Men wil dus ook aldaar reeds meer dan éénen belangrijken staatsman gezien hebben. Dit zijn nu wel niet alle, maar toch de beroemdste of meest beruchte der koffijhuizen van het Palais Royal, en dus van geheel Parijs; want aldaar is de verzamelplaats van alle in- en uitlandsche waarnemers, gapers, domkoppen, enthusiasten en beurzensnijders. En daar nu onder deze vijf titels gevoegelijk alles kan gerangschikt worden, wat, behalve de dieren, vijf zintuigen heeft, zoo volgt, dat ook deze koffijhuizen nooit ledig zijn. Bovendien kunnen zij, die niet du ton zijn, hier den goeden smaak (le bon ton) in het Café des Mille Colonnes in al deszelfs afdalingen, en den slechten toon in het Café des Variétés in al zijne opklimmingen leeren ken- | |
[pagina 615]
| |
nen, zelfs tot zoo verre, dat beide deze schakeringen in het Café de Foi, als in een gemeen middelpunt, zamenkomen, waar echter niets te leeren is, dan zich zelven en anderen te vervelen. (Het vervolg en slot hierna.) |
|