De Heer baur, die niemand anders, dan zijnen kort vóór hem overledenen vader, tot onderwijzer in de teekenkunst heeft gehad, toonde reeds vroeg, dat hij dat natuurlijk genie bezat, hetwelk te regt als het hoofdvereischte van den waren schilder beschouwd wordt. Hoezeer toch, in het eerste tijdvak zijns levens, de schilderkunst in ons vaderland zich in eenen staat van kwijning bevond, hoezeer het derzelve bijna geheel aan aanmoediging ontbrak, baur liet zich niet afschrikken, maar bestudeerde met onvermoeide vlijt de natuur, waartoe hem zijne woonplaats eene zoo schoone gelegenheid aanbood, en vormde zoo, als ware het, zich zelven tot den bekwaamsten Zeeschilder van zijnen tijd.
Waarschijnlijk, echter, had onze baur nimmer die hoogte bereikt, op welke wij, in den laatsten tijd zijns levens, zijn kunsttalent zagen schitteren, ware niet door het merkwaardig decreet van Koning lodewijk, van den 22sten Januarij 1807, voor de schilders in ons vaderland een strijdperk geopend geworden, hetwelk aan de beoefening der kunst nieuwe veêrkracht bijzette.
De Tentoonstelling toch van Schilder-, Beeldhouw- en Graveerkunst van levende Hollandsche meesters, welke, ten gevolge van dat decreet, in de maand Augustus des jaars 1808 plaats had, onderscheidde zich daarin van alle, die haar naderhand gevolgd zijn, dat de Koning, werkzaam willende zijn tot wederherstelling van den bloei der Nederlandsche school, en den toestand willende kennen, waarin zij zich toenmaals bevond, de aanzienlijke som van f 12,000 aan vijf onderscheidene prijzen uitloofde voor hem, die het beste stuk, in de bij artikel 9 van het decreet aangewezene vakken, zoude leveren.
De uitgeloofde belooningen waren aanzienlijk genoeg, om geen' meester in de kunst te doen aarzelen in het toetreden tot den wedstrijd; baur bleef dan ook niet achter, maar leverde een zeestuk in, aan hetwelk, om deszelfs hooge waarde, een prijs van f 3000 werd toegekend; terwijl de Koning nog bovendien het stuk zelf voor zich liet aankoopen. (Men zie deswege de Aanspraak en het Rapport van den Directeur-Generaal der Wetenschappen en Kunsten, gedrukt in 1809 bij de Gebroeders van cleef.)
Op deze Tentoonstelling werd het kunsttalent van den Heer baur zijnen landgenooten eigenlijk eerst in deszelfs volle grootte