Koningin, die den Prins bediend hebben, 1 rd. 8. gr. Voor twee versdoozen, 16 gr. 6 ℔ poeijer, 12 gr. Voor knoopen aan de slopkousen, 2 gr. Voor 12 ellen staartlint, à 2½ gr. de el, 1 rd. 6 gr. Te Mittewald, 2 gr. Te Mittewald in de Armbus. 1 gr. Aan den Commissionair, die de honden naar Berlijn heeft bezorgd, 12 gr. Voor het slijpen van den hartsvanger, 2 gr. Aan wit koord voor de zweepen, 4 gr. Aan hem, die ze besteld en thuisgebragt heeft, 2 gr. Aan eenen jongen, die op het veld door de honden gebeten is, 4 gr. Aan eenen Musketier van het tweede bataljon, die aan Z.H. verzocht heeft, gevader van zijn kind te willen zijn, 2 rd. Voor eene levende snip, 2 gr. Aan eenen herder, die den dooden hond weggebragt heeft, 1 gr. Voor kruid, en drinkgeld aan den Kanonnier, die te Schulzendorff gevuurd heeft, 1 rd. 8 gr. Voor bier aan de domestieken des Konings aldaar, 3 rd. Voor een roodborstje, 4 gr. Voor spijkers en vloeipapier, om de globes in te pakken, 4 gr. Voor de schoenen op de leest te zetten, 1 gr. Aan eene vrouw, 2 gr. Aan eenen Jager, die de uniform gebragt heeft, 2 gr. Aan de oude waardin te Wusterhausen, 16 gr. Geheel 22 rd. 11 gr.
De Graaf van finkenstein. c.w. kalkstein.
Op deze wijze waren de rekeningen van elke maand opgemaakt. Op het einde des jaars voegde men er nog eene algemeene optelling bij, onder welke dan de Koning zijne goedkeuring stelde. In de volgende woorden was deze goedkeuring over den jare 1719 vervat: ‘Ik ben tevreden over deze rekeningen, en voldoe dezelve voor het tegenwoordige; maar zoo in het vervolg mijne Lakkeijen, Koetsiers of Jagers eenigen dienst bij frits bewijzen, moet men ze daarvoor niet betalen; want frits of ik, dat is hetzelfde. Voor het overige ben ik over zijne zuinigheid zeer tevreden.
Berlijn, den 4 Januarij 1720.
frederik willem.’
Men bleef niet in gebreke, de bevelen des Konings uit te voeren, en gaf dus in het vervolg geen drinkgeld meer aan de bedienden van Z.M.; ja men voerde eene zoo groote be-