Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1820
(1820)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet zwijnenspel van Tivoli.De enkele naam van dit spel is reeds voldoende, om aan te wijzen, welk dier het voorwerp en tevens het slagtoffer daarvan is. Een zwijn, namelijk, wordt met allerlei bonte kleuren beschilderd, met linten versierd, en met een klokje om den hals behangen. Op hetzelve wordt alsdan jagt gemaakt, waarbij het doel is, om het dier te grijpen, op den grond te werpen, en dus vast te houden. Om echter deze poging den jagers ten uiterste moeijelijk te maken, worden deze van het gebruik der oogen en der voeten tevens beroofd; te welken einde elk hunner in een' naauwen linnen zak gestoken wordt, die geheel ondoorzigtig is, en boven op het hoofd met een' grooten knoop wordt vastgebonden, die tegelijk als helm dient tegen de slagen hunner makkers, die hen bij geval treffen mogten. Twee gaten daarin dienen om de armen door te steken, welke daardoor het vrije gebruik behouden. Met stokken gewapend, zijn zij alsdan gereed den aanval te doen, zoodra het zwijn losgelaten wordt; waartoe deze vermomde jagers, op eenigen afstand van elkander, in eenen kring geplaatst zijn. Wanneer het klokje de aannadering van den buit doet kennen, ziet men, hoe zij zich allen in postuur stellen om op den vijand af te gaan, hetwelk echter, daar zij wegens de zaamvereenigde voeten niet gaan kunnen, in een gedurig springen, gelijk de kikkers, bestaat; ook verliezen zij door het geringste beletsel of den kleinsten stoot hun evenwigt. En wanneer zij elkander ontmoeten, trachten | |
[pagina 537]
| |
zij wederkeerig de een den anderen van het doel te verwijderen en op de kampplaats neder te werpen. Intusschen tracht het knorrende beest, verschrikt door het gejuich, het lagchen en bravo roepen der omringende menigte, in een' zwaarmoedigen draf en in verschillende rigtingen, deze vreemde gedaanten, die zijne veiligheid bedreigen, te ontwijken. Den eenen ontwijkt het, maar gaat eenen anderen te gemoet, of loopt eenen derden omver, keert terug, en wil bij de aanschouwers veiligheid zoeken, van welke het echter vrij onzacht naar de kampplaats wordt teruggedreven, en zich daardoor op nieuws aan de vervolgingen dezer klopvechters ziet blootgesteld. Deze toch, uitgelokt door het bekoorlijk geluid van het klokje, verzamelen zich nu al huppelende rondom het beest, en trachten hetzelve met hunne stokken meester te worden. Deze stokken ontmoeten elkander menigwerf met felle slagen in de lucht, en glijden alsdan zeer onzacht op de schouders der lansbrekers af, terwijl zij eigenlijk den rug van den knorrenden klokkenist treffen moesten. De talrijke aanschouwers verzuimen niet, een luid geschater aan te heffen, zoo dikwerf zij zien, dat deze levende zakken, in hunne vrijwillige verblinding, met verbittering tegen elkander vechten, struikelen, in het zand omrollen, en niet dan met de uiterste moeite weder oprijzen, om den strijd op nieuws te beginnen. Deze bogten en wendingen vermeerderen niet weinig, wanneer zich het zwijn onder de strijders mengt, en ieder zich gereed maakt of om het te vangen, of om het den beslissenden slag toe te brengen. Iets koddigers laat zich inderdaad bezwaarlijk uitvinden. Dusdanig is dan de inrigting van het Zwijnenspel, of liever van het Zwijnengevecht, dat nog heden ten dage binnen de muren van het oude Tibur ondernomen wordt! Het arme dier wordt ten laatste de eigendom desgenen, wien het gelukt is hetzelve te grijpen en in het stof neder te vellen. Gewoonlijk noodigt de overwinnaar zijne medekampers, en zelfs de regters in dezen wedstrijd, tot een' grooten maaltijdGa naar voetnoot(*) uit, op welken ieder, bij gevulde glazen, de ont- | |
[pagina 538]
| |
vangene slagen vergeet, en nu alle zwelgkracht in het werk stelt, om het Gild der Wijngaardeniers van Tivoli, welke deze feesten geven, bij zijnen ouden roem te handhaven. |
|