De maarschalk van Villars en de advocaat.
De Maarschalk van villars wilde zich eens van de kamer eens Advocaats, met name thierri, aan de zaal van den Krijgsraad stootende, met geweld meester maken. De Advocaat leverde bij den Hertog-Regent het navolgende verzoekschrift in: ‘De Advocaat thierri geeft met verschuldigden eerbied te kennen: dat de Heer Maarschalk van villars, geene vijanden meer te slaan, of eenigen vrede meer te sluiten hebbende, thans de kamer eens armen Advocaats belegert. Hij verbeeldt zich, dat de plaats bij de eerste opeisching zich zal overgeven; maar Suppliant heeft vast besloten, vooraf het grof geschut af te wachten, hetwelk onder de bevelen van uwe K.H. staat. Hetwelk doende,’ enz. De Hertog zond deze aanklagt aan den Maarschalk, en deze, dezelve gelezen hebbende, zeide: ‘Ja, ja, mij blijft niets over, dan het beleg op te heffen. Het is evenwel voor de eerste maal in mijn gansche leven!’