De Fransche akademisten door eenen geregtsdienaar verkloekt.
Volgens de gewoonlijk aangenomene meening, heeft
Montmartre zijnen naam ontleend van eenen tempel, dien de
Romeinen eertijds aldaar aan hunnen God
mars gewijd hadden.
Sauval verzekert, op den 24 Mei 1657, bij de inwijding eener Abdisse, Madame
de guise, overblijfsels eens tempels in den tuin der proostdij te hebben gezien. Ook beweert men, dat aldaar, op het einde der zestiende eeuw, op sommige plaatsen, steenen van eenen tempel van
mars gelegen hebben, en wel bijzonderlijk eene zoo groote en vaste terras, dat
hendrik IV, bij de belegering van
Parijs, zich daarvan bediende, om zijn geschut te rigten. In het jaar 1779 werden er uitgravingen gedaan tusschen
Belleville en
Montmartre. Men vond eenen steen, dien men waardig keurde door de leden der
Académie des Sciences onderzocht te worden. De letters van het opschrift stonden in de volgende orde:
De Akademisten bevonden zich in de grootste verlegenheid. Maar, wie kon het denken? de geregtsdienaar of bode van Montmartre was alleen in staat, dit opschrift te verklaren, en dat wel op deze wijze: ici le chemin des anes (hier is de weg der ezels). En inderdaad, deze steen diende ten teeken voor de arbeiders, om langs dezen weg uit de steengroef met hunne ezels het gips te halen.