| |
Vlugtige oogslag op de grootheid van ons vaderland, in vergelijking met andere volken.
(Eene onuitgewerkte Schets.)
Gaarne denken wij nog dikwijls aan den gestorvenen vriend, dien wij liefhadden; met een weemoedig genot roepen wij het beeld des geliefden weder voor onzen geest; met gemengde aandoeningen van smart en vreugde staan wij mijmerend bij de tooneelen uit zijn leven stil; eene zachte schemering rust dan op alles, wat deze herinneringen zou kunnen verbitteren, en wij keeren uit ons gepeins beter en gelukkiger in het gewone leven terug. Eerbiedigen wij dit gevoel, - en wat is heiliger, wat is menschelijker? - dan kunnen wij ook niet onverschillig wezen omtrent het Vaderland; dan moeten ook de tooneelen uit het leven onzer Vaderen, hunne nagedachtenis ons steeds dierbaar zijn: ‘Cari sunt parentes, cari liberi, propinqui, familiares, sed omnes omnium caritates patria una complexa est.’
In den morgenstond der eeuwen overdekten reeds Phenicische schepen alle zeeën der toen bekende wereld: - van het oogenblik, dat de Argo uit Iolcos in zee stak, tot de inname van Corinthe, muntten de Grieken, boven elk ander volk, in oorlog, wetenschap en kunst uit; - eens zag het magtige Rome Europa, Azië, de wereld aan zijne voeten geknield; - gindsche eilanderen, wier kunstvlijt de nijverheid aller volken verstikt, zien wij oppermagtig den handel der we- | |
| |
reld drijven; - Duitschlands verdiensten omtrent de wetenschappen worden dankbaar erkend, - en het land, dat raphaël zag geboren worden, is nog steeds de school der schoone kunsten. Zoo levert de geschiedenis van elk volk de bewijzen, dat het eens, op de eene of andere wijze, zich boven andere verhief. Maar waar vinden wij al deze trekken van grootheid als in een brandpunt verzameld? Ons Vaderland alleen biedt ons deze gelukkige vereeniging aller menschelijke grootheid en voortreffelijkheid aan. Alleen hier dreef men tegelijk den handel der wereld en beoefende de wetenschappen en kunsten in haren geheelen omvang; de vreedzame wetenschappen bloeiden onder het rumoer des oorlogs; de studie der Wisbische Zeeregten en van den Wisselhandel ging hand aan hand met die der bespiegelende wetenschappen; de heerlijkste voortbrengselen der meer werktuigelijke kunsten dongen met de scheppingen van potter en rembrandt om den voorrang. En dit alles was niet de vrucht eener eeuw van zedelooze weelde, van verbastering; maar van veêrkracht en zedelijke grootheid.
Slaan wij vlugtig het oog op den aanvang van ons volksbestaan. Een' oorlog, uit edele gronden aangevangen, door trouw en braafheid gesteund, door moed en volharding ten einde gebragt; een' oorlog, dien men, wanneer men op inwendige krachten en vijandige magt let, boven den schoonen Perzischen oorlog der Grieken moet plaatsen; een' oorlog, waaruit, na een tachtigjarig kampen, een weerloos volk van schippers en landlieden, als een magtige staat, op het wereldtooneel trad, - zulk eenen oorlog kent de Geschiedenis niet, buiten die van ons Vaderland. Van den aanvang des Spaanschen oorlogs tot in de achttiende eeuw schittert onze geschiedenis door eene reeks van helden, die nooit voor heerschzuchtige plannen, maar steeds voor de schoonste zaak, voor een gedrukt of aangevallen volk, streden en stierven. De rijk, dirkszoon zien wij al terstond optreden. Een' maurits zien
| |
| |
wij volgen. Herroep zijne veroveringen voor den geest; volg hem in zijne legerplaats, waarheen de bewoners van de omliggende streken hunne bezittingen, onder de beschutting zijner krijgstucht, bijeenbrengen, waar zich de grootste mannen, waar zich turenne vormde; verzel hem naar Nieuwpoort, waar hij, als een andere cortes, zich van zijne schepen ontdoet, en onder de leus: sterven of overwinnen! de zege wegdraagt; en gij zult hem, met hendrik IV, als den grootsten veldheer beschouwen, die sedert hannibal verschenen was. Om en nevens hem van der does, die met drake de zege op de onoverwinnelijke vloot deelt; heemskerk, die het eerst tot de ijsvelden van het Noorden doordrong; maurits, de Amerikaan, de veroveraar van St. Salvador, wiens naam door de genomene Zilvervloot zoo bekend is. In volgende oorlogen, op eenen verderen afstand, ontwaart het oog eene onafgebrokene rij van mannen, wier naam tegelijk de schoonste lofspraak bevat: trompen, de witten, van galen, kortenaar, bankaert, de Zeeuwsche heldenstam der evertsen, de ruijter. Hij, de ruijter, verheft zich boven alle. De man, wiens leven rijker aan lauweren dan aan jaren was, waar is hij grooter, als hij het Noorden bevredigt, Engeland, reeds zwanger van zijne kolossale grootheid, in eigene havens bestookt, als de redder van het Vaderland te voorschijn treedt; of wanneer hij, naar oud-vaderlandsche zeden, in den schoot van zijn gezin, het hart in Godsdienstige zangen tot God verheft? Hoe roert en treft deze heilige eenvoudigheid in den man, die het lot van volken besliste! ‘Trahimur omnes laudis studio, et optimus quisque maxime gloria ducitur,’ mogen de
themistoclessen en zelfs de epaminondassen bewaarheid hebben, in de ruijter's ziel lag die roemzucht niet; hooger was zijn standpunt, ruimer zijn gezigtkring. Leonidas, scaevola bezongen vroegere en latere Dichters; herman de ruiter, claas- | |
| |
sens, de minder bekende zwartenhond toonden zich niet minder groot, niet minder koen.
Midden in het gewoel des oorlogs rees, met statigen luister, het praalgebouw van onzen handel, onzer zeeen vrachtvaart, en onzer nijverheid. De aarde zelve wees alleen hare grenzen aan; alle gewesten ontvingen uit onze handen, wat zij behoefden. In 1595 was houtman, alleen door zijnen goeden geleigeest gevoerd, naar Indië gestevend, en reeds in den aanvang der volgende eeuw stond de Oostindische Compagnie in vollen bloei. Met eene aanvankelijke hoofdsom van zes millioenen, waren dikwijls de intresten even groot als de hoofdsom, en toen werd de grond gelegd tot die onmetelijke rijkdommen, welke nog op dezen dag Nederland tot de bank van Europa maken. De magtige Hanze doet ons verwonderd staan; maar nog verbazender was het gezigt, heerlijker het uitwerksel van vaderlandsche vlijt en volharding, toen onmetelijke streken op de beide kusten van Indië, op Ceylon, Java, Sumatra, Celebes, ontelbare steden, Calicut, Cochin, Mannaar, Columbo, Malacca, specerij- en peper-handel, kantoren in China, Japan, aan de Roode Zee, de eigendom waren van een gezelschap kooplieden van een land, dat een naauw zigtbaar stipje op de wereldkaart uitmaakt; toen eenvoudige burgers, voor zich zelve wars van uiterlijk vertoon, hunne dienaren met koninklijke pracht bekleedden, en hunne rijke vloten alle zeeen bedekten. De Kaap de Goede Hoop, waarvan toen alleen de Nederlanders het gewigt gevoelden, verhief zich, tot eer van haren stichter, riebeek, tot eene hoogst wigtige bezitting en voormuur. Deze bezittingen waren niet de roof van onschuldige volken, maar van
Spanjaarden en Portugezen; riebeek had de Kaap van de inwoners gekocht: eene daadzaak, misschien éénig in de geschiedenis der volkplantingen. Brazilië was het onze; tasman drong het eerst tot het Zuidpools-gesternte door; van Kaap Hoorn tot
| |
| |
Spitsbergen, van daar tot van Diemens Land, waren de beide werelden getuigen van onze grootheid.
Was gansfort vroeger het licht der wereld, had erasmus aan het menschdom en de wetenschappen gewigtige diensten bewezen, schooner en schooner bloeide dit tijdperk door wetenschap en kunst. Gelijk in maurits leger de toekomende veldheer zich vormde, zoo vormden zich onder vossius, heinsius, graevius de letter- en taalkundigen van Europa. Trok, in later tijd, de algemeene bedrevenheid onzer Landgenooten in de wiskunde la lande's bewondering tot zich, vooral in dit tijdperk kan de wiskunde gezegd worden, de wetenschap des volks te zijn; in alle standen werd zij met drift beoefend. Zij was geene dorre bespiegeling: wie kent galileus mededinger niet; wie vergeet hier witsen, en denkt niet met eerbiedige bewondering aan het tooneel, waar het hoofd van staat, de wit, koen het scheepsroer vat, en de vloot uit Texel stuurt? Genoegzaam was het, voor de wetenschappen, de groot te noemen. Onder de zwaarste stormen toch beoefende hij elke wetenschap, en voerde dezelve verder. Zijne werken - de Jure belli et pacis, de veritate Religionis - zijn de eigendom der beschaafde wereld geworden. Wie kent hem niet, als Godgeleerde, Geschiedschrijver en Dichter?
Een verkwistende lodewijk XIV vormde, op kosten van het geluk zijns volks, glanzende cirkels van kunstenaars: slechts door eigene aandrift, van eigene volheid zwellende, door geenen maecenas gekoesterd, niet door Griekenlands schoone natuur verrukt, vormden zich de Dichters en Kunstenaars onzer gouden eeuw. Vondel bloeide, en beoefende de Grieksche meesterstukken, of wilt gij liever de natuur; de Nederlandsche ovidius, ver boven die van Rome, door de strekking zijner werken, verheven, was 's volks geliefde Schrijver, toen Engeland slechts shakespeare kende, en corneille nog niet
| |
| |
geboren was. Met welk eenen vernieuwden gloed herleefde tevens de Romeinsche dichtkunst! - Potter's, van der werf's, douw's meesterstukken zijn blijvende gedenkteekenen van onzen roem in alle schildergalerijen van Europa. De smaak voor het grootsche ideale der Italianen heeft de Nederlandsche school zoeken te verkleinen; buiten de Italiaansche, was de Nederlandsche toen de éénige: de Fransche was in haar opkomen, en de Engelsche bestaat nog niet, daar in tegendeel de werken onzer oude meesters, in weêrwil van gebrek aan denkbeeldig schoon, dagelijks meer gezocht worden, vooral van hen, die dezelve het meest bedillen.
Konden wij nu bij de werkzaamheid, bij de zedelijke grootheid onzer Vaderen vertoeven, nog hooger zou hunne voortreffelijkheid rijzen. Sla het oog naar Beemster en Purmer, op de zoo ontelbare polders, op den Westkappelschen zeedijk, op de zeeweringen van de Zuiderzee: wat volk kan zich, gelijk wij, den schepper en onderhouder van den vaderlijken grond noemen; wie heeft, gelijk wij, zijne woonstede, niet aan de natuur, maar aan eigene werkzaamheid en kracht te danken? Liefdadige stichtingen op alle plaatsen; een krediet, dat zelfs in het noodlottig jaar 1672 niet wankelde; eene verdraagzaamheid, op verre na niet altijd door eigenbelang voorgeschreven, die gene eeuw niet kende; grootheid en veêrkracht bij eenen zeer onbepaalden en gebrekkigen staatsvorm: hoe duidelijk bewijst dit alles, dat ‘domi militiaeque boni mores colebantur. Concordia maxima minima avaritia erat; jus bonumque apud eos, non legibus magis, quam natura valebat.’
Zoo ontwierpen wij in onvolledige trekken, met gebrekkig schetsen, hetgene de hand, voor dit werk berekend, op het schoonst kan daarstellen, in het heerlijkst tafereel, dat de geschiedenis der volken oplevert. Het land, waar het licht opging, dat voor altoos de wetenschappen en beschaving voor de duisterheid der
| |
| |
middeleeuwen bewaart; het land, dat den vrijheidszin en de werkzaamheid der menschen wekte; het land, dat het eerst de werelddeelen verbond, en de kultuur des levens zoo zeer verbeterde en verfraaide, aan hetwelk Engeland zijne staatsregeling, Rusland zijne eerste opvoeding te danken heeft, moge voor den onkundigen of trotschen vreemdeling een nieuw Beotië zijn, bewoond door een volk zonder geestkracht, zonder gevoel voor hetgene groot of schoon is: voor den bedaarden en naauwkeurigen beschouwer zal onze geschiedenis steeds een der belangrijkste punten zijn in dien kring, door de woelende wisselingen der volken sedert eeuwen getrokken, en de schillers van alle natiën tot zich trekken; ‘denn grosse Geister fühlen es, in welchem Gebiet sie einheimisch sind.’
Mogt het tegenwoordig geslacht dikwijls zijne Vaderen herdenken, en, hierdoor gelukkiger en beter, eenmaal de eeuw van grootheid, magt en roem, glansrijker dan ooit, zien herrijzen!
nassau.
|
|