| |
De Engelsche harddraverijen.
Eenige maanden voordat de wedloop eenen aanvang zal nemen, worden alle paarden, zoowel oude als jonge, aan eene bijzondere voorbereiding onderworpen, die niet slechts in het aanleeren van den ren, maar tevens in eene geneeskundige behandeling bestaat. De Engelschen hebben daarvoor het bijzondere woord training, als zelfstandig naamwoord, en to train, als werkwoord; welke woorden, daar de zaak nergens elders plaats vindt, niet wel te vertalen zijn, en daarom ook door Duitschers en Franschen in hunne talen behouden worden. Dit trainéren, nu, is eene kunst, die in Engeland, gelijk bij ons het dresséren, door bijzondere kunstkundige lieden verrigt wordt. En daar ieder paard, voor den wedloop bestemd, getraineerd moet worden, zoo levert dit beroep aan vele menschen bezigheid en onderhoud op.
| |
| |
Overal zijn in de nabijheid der plaatsen, waar deze wedloopen gehouden worden, zulke traineer-huizen aangelegd, van welke ik een der beroemdste thans nader beschrijven zal.
Newmarket, eene kleine stad in Cambridgehire, is de beroemdste plaats voor deze wedloopen in Engeland. Zij verkreeg het privilegie hiertoe reeds onder Koning karel II, en thans worden er jaarlijks, op verschillende tijden, zeven wedloopen gehouden, waarvan de meeste drie dagen duren. Er zijn aldaar verscheidene traineer-huizen, onder welke dat van Mr. boice het beroemdste is; dit heb ik dan ook bezocht, toen ik de laatste reis te Newmarket was, op eenen tijd, dat er geen wedloop gehouden werd, dewijl ik anders deze inrigting niet zou hebben kunnen bezien.
Mr. boice heeft, in zeer ruime gebouwen, die eene soort van plein rondom zijn woonhuis buiten de stadspoort vormen, altoos 30 tot 40 paarden in den kost. Ieder paard van twee jaren of ouder heeft zijnen eigen' ruimen stal, in welken het doorgaans geheel los staat. Het heeft zijnen bijzonderen oppasser, die in dienst van den eigenaar deszelven is, tegelijk met het paard derwaarts komt, en meestal een jongen is, niet boven de 12 tot 14 jaren oud. Deze staat, letterlijk, den geheelen dag achter het paard, hetwelk bij ruw weêr met verscheidene wollen, des zomers echter met één fijn linnen dek behangen is; hij rost het tweemaal daags zeer lang, vangt den mest van hetzelve in een bijzonder vat op, brengt dien uit den stal, wiens vloer naar eene dikke stroomatras gelijkt, en rijdt hetzelve tweemaal elken dag af.
Op vastgestelde tijden krijgt het dier geneesmiddelen in. Zijne voedering en dagelijksche beweging geschieden volgens bepaalde regels. En dit alles te zamen noemt men nu het trainéren. Vele kundige lieden hebben mij verzekerd, dat deze behandeling, die, naar mijne overtuiging, de krachten van het paard moet ondermijnen, veel bijdraagt, om die groote snelheid, en vooral den zoo noodigen langen adem, voort te brengen; zij stemmen echter toe, dat er ook veel windmakerij onder loopt, om de rijken, wien deze paarden toebehooren, van de huig te ligten, en van de traineurs afhankelijk te maken. Dit goochelspel worde inderdaad op eene belagchelijke wijze gedreven: want men zal het toch wel bespottelijk moeten noemen, wanneer men een weinig vleesch, dat aan het eene deel des ligchaams te veel en tot
| |
| |
last zou zijn, b.v. van de schouders, de borst en de heupen, door inwendige zweetmiddelen en uiterlijke omslagen, wil verdrijven, en naar een ander deel henenleiden; of dat de paarden, op zekere tijden van den dag, en als zij liggen, door niemand, zelfs niet door de eigenaars, mogen bezigtigd worden. Mijn vermoeden, dat de paarden door het trainéren zwakker worden, scheen zich den volgenden morgen bij het afrijden, door eene geheel niet moedige, maar trage houding en beweging dezer dieren, te bevestigen. Ik had, namelijk, al de paarden des avonds in de stallen gezien, en bij die gelegenheid had Mr. boice's opziener mij dezelve niet alleen bij name doen kennen, maar ook uitgenoodigd, hen des volgenden daags, 's morgens vroeg, te zien rijden. Dit levert eene ongemeen fraaije vertooning op. Op de onafzienbare vlakte van Newmarket verschenen omtrent 200 renpaarden; want, behalve deze inrigting van Mr. boice, zijn er nog andere, hoewel niet zoo beroemde, in den omtrek. De ondernemer rijdt dan vooruit en de opziener achteraan; de paarden zijn altemaal met kleeden van fijn wit linnen over het lijf en den kop bedekt; op ieder derzelve zit de jongen, die het oppast, en zoo trekken zij in den stap achter elkander, of vliegen, op bevel des aanvoerders, in galop over de vlakte. Dit wordt tweemaal daags gedurende het gunstig jaargetijde herhaald; des winters, echter, loopen zij enkel in de rijbaan, en zijn dan ook niet volkomen in de trainéring, maar alleen in den kost; alsdan betaalt men slechts 3 Eng. schellingen daags; maar voor het trainéren neemt Mr. boice niet minder dan 10 guinjes 's maands; nogtans ontbreekt het hem niet aan liefhebbers, en zijne stallen zijn altijd vol. Bij hem zag ik dan ook die paarden, welke vóór twee jaren in Engeland het meest geacht werden; vooral
verdienden de Sir Joshua en Bourbon opmerking, als hebbende alles achter zich gelaten, wat tegen hen in het strijdperk getreden was, zonder echter nog tegen elkander hunne krachten beproefd te hebben.
Niettegenstaande het vermaak en de verwondering, welke het gezigt dezer schoone dieren veroorzaakt, kan men toch eene zeer onaangename gewaarwording niet onderdrukken, bij het besef, dat hier deze paarden even als de kinderen der rijken worden gekweekt en opgepast, terwijl in hetzelfde land duizende van menschen door honger en ellende bijna
| |
| |
tot wanhoop worden gebragt. Het gedurig wederkeeren dezer zelfde waarneming, en het onophoudelijk zamentreffen der beide grootste uitersten van armoede en rijkdom, stoort in Engeland, waar zulks meer dan elders aanwezig is, het genot van het buitengewone en schoone dikwerf zeer.
Ik zou zeer breed worden, mijn vriend! zoo ik mij tot eene uitvoerige beschrijving dezer wedloopen, en derzelver veelvuldige zoowel voor- als nadeelige gevolgen, wilde inlaten. Ik moest dan het een en ander uit de handelingen van het Parlement, door hetwelk zij bevestigd zijn, aanvoeren; de wetten der Club, die het opzigt daarover heeft en ze bestuurt, althans bij wijze van uittreksel, mededeelen, en eindelijk eene menigte voorbeelden ter opheldering bijbrengen; en nogtans houd ik mij, op voldoenden grond, overtuigd, dat u bij dit alles nog zeer veel volmaakt onverstaanbaar zou zijn. En deze grond is geen andere dan die, dat de zaak mij zelven nog niet volkomen duidelijk is. In weêrwil toch mijner nieuwsgierigheid, die ik door zien, lezen en navragen zoo veel mogelijk zocht te bevredigen, is mij nog zeer veel onverklaarbaar gebleven. Gelijk niemand eenig spel behoorlijk zal leeren kennen en beoordeelen, zoo hij niet zelf heeft medegespeeld, zoo zal ook niemand het eigenlijke wezen dezer wedloopen, de vele regels en wetten, daarbij in het oog te houden, vooral de tallooze combinatiën, welke zij veroorloven of noodig maken, leeren kennen, ten zij hij zelf dit spel medespele: want het wedrennen is eigenlijk een spel: winst is het doel, en de paardensokkerij slechts het middel.
Bij den oorsprong was het geval juist omgekeerd. Deze wedloopen werden door Koning karel II ingesteld, gedeeltelijk om de paardenteelt te bevorderen, gedeeltelijk echter ook, om het volk, dat door de kort te voren plaats gehad hebbende woelingen en verwarringen moedeloos geworden was, eene openlijke vermakelijkheid te geven. In den beginne werden zij alleen voor de door den Koning vastgestelde prijzen gehouden; naderhand loofden de Gemeenten van verscheidene steden, en rijke landeigenaars der Graafschappen, prijzen uit, toen zij zagen, dat deze openlijke spelen zoo vele aanschouwers lokten, en der steden en plaatsen, waar zij gehouden werden, zoo vele voordeelen aanbragten. Eindelijk kwam het zoo ver, dat de winst der openlijke prijzen slechts bijzaak, de weddenschappen daar- | |
| |
entegen, of veelmeer het spel van enkele personen onder elkander, de hoofdzaak werden; waardoor de drift voor dezelve bij dit aan spel en winzucht overgegeven volk tot eene hoogte gedreven werd, waarop zij nog bij geen ander geklommen is: want het is zeker, dat al het onheil, door het spel in andere landen veroorzaakt, in geene vergelijking komt met die onheilen, welke de dolle woede der natie, om op de snelheid der paarden ontzettende sommen te verwedden, in Engeland voortbrengt. Men heeft mij verzekerd, dat, dooreengenomen, de rijken daardoor arm, de armen, daarentegen, rijk worden; en een persoon, bevoegd om zulks te beoordeelen, verzekerde mij tevens, dat in Newmarket alleen jaarlijks meer geld gewonnen en verloren werd, dan in alle openlijke speelhuizen van Europa te zamen genomen. Nu zijn er niet minder dan drie en negentig plaatsen, waar wedloopen gehouden worden; waaruit men kan opmaken, hoe algemeen de zucht tot dit spel zijn moet, en welken invloed dit op den uiterlijken welstand der bijzondere personen moet voortbrengen.
De voornaamste wetten en verordeningen, waarop de gebruiken berusten, die bij deze wedloopen plaats vinden, en waardoor list en bedrog, die hen reeds lang hadden moeten vernietigen, sedert eene reeks van jaren worden te keer gegaan, komen hierop neêr.
Slechts die weddenschappen zijn van kracht en moeten betaald worden, die bij openlijke wedloopen, in tegenwoordigheid van regters, en volgens de wetten, zijn aangegaan. Er mag, op de boete van 500 pond sterlings, geen wedloop gehouden worden van minder dan 50 p. st. premie. Ieder paard, dat loopen zal, betaalt 2 p. 2 sch. st. schatting aan de kroon. Geen paard mag loopen, welks ouderdom en afstamming niet genoegzaam kan bewezen worden. Geen rijder kan de overwinning behalen, die niet vóór het afrijden en na de aankomst tegelijk met den zadel gewogen is en het vastgestelde gewigt houdt, waarbij echter 2 ℔ meer niet in aanmerking komt. Alle weddenschappen, die niet eerst gedurende het rennen gesloten worden, moeten vooraf in de boeken der opzieners worden aangeteekend. Alle verlorene gelden moeten terstond in specie of door zekere aanwijzing worden voldaan, ten zij de winner van dit regt afstand doe. Hij, die eene weddenschap niet betaalt, verliest het regt, om
| |
| |
eene andere aan te gaan; gelijk ook hij, die voor de regters, of voor eene door hen aangestelde Jury, van bedriegerij bij het wedrennen is overtuigd geworden. (Men heeft voorbeelden van zeer voorname personen, die, enkel op vermoeden hiervan, gedurende verscheidene jaren, buiten de Club gesloten zijn.) Wie reeds vóór den rid de weddenschap gewonnen geeft, betaalt slechts de helft, ten zij het tegendeel uitdrukkelijk vastgesteld ware. Het paard van hem, die op deze wijze de weddenschap gewonnen heeft, moet nogtans de vastgestelde baan doorloopen. Niemand mag een geleend paard om te loopen brengen, maar het moet bewezen kunnen worden zijn eigendom te zijn. Iedere twist wordt op staanden voet door de regters beslist, bij wier uitspraak geene weigering of appèl plaats heeft. Zoo de beide loopende paarden, of, ingevalle er meer zijn, de beide voorste, tegelijk het doel bereiken, (waar de regters, ter wederzijden geplaatst, door eene opening naar het doel zien, om naauwkeurig te kunnen onderscheiden, welk paard het eerst met den kop de gezigtslijn raakt) en de regters het niet ééns zijn, welk paard gewonnen hebbe, dan moet de wedloop dien zelfden dag op nieuws plaats hebben, nadat alle overige den bepaalden rid hebben afgelegd. Wanneer omtrent het gewigt des rijders niets naders vastgesteld is, geldt dat van 8 steen en 7 pond (119 ℔) als vereischte. Paarden, die buiten de voorgeschrevene baan loopen, die struikelen of vallen, en hierdoor van hunne tegenpartij voorbijgeloopen worden, verliezen, ten zij het tegendeel vooraf bepaald ware. Alle bijkomende weddenschappen hangen van de hoofdweddenschap af; dat heet, wanneer b.v. A en B eene wedenschap van 1000 guinjes reeds sedert lang hebben vastgesteld, om door eenen wedloop op eenen bepaalden dag beslist te worden, en er naderhand nog andere, misschien verscheidene honderden, voor A of ook voor B inschrijven, hetgene door het opteekenen in de zakboekjes dier beide
aanvoerders geschiedt, hetzij van tijd tot tijd, of gedurende de wedloopen op de plaats zelve, zoo zijn deze alle onderworpen aan de voorwaarden, die hunne aanvoerders vaststelden. Verkiest dus B de geheele weddenschap te niet te doen, of zelfs wel, gelijk boven gemeld is, gewonnen te geven, door de helft dadelijk te betalen, zoo moeten dit al zijne aanhangers doen, hoe zeker zij ook overtuigd mogen
| |
| |
zijn, niet verloren, maar gewonnen te zullen hebben, bijaldien de weddenschap ware doorgegaan.
Dit zijn zoo de voornaamste wetten, die hierbij plaats vinden, waarbij het evenwel eenen onervarenen nog altoos duister zal blijven, hoedanig hierdoor alle list en bedrog genoegzaam voorgekomen wordt; vooral, daar deze weddenschappen niet altoos voor beide partijen gelijk zijn, maar dikwijls op de eene hand het dubbel en meer gehouden wordt tegen het enkel op de andere. Dikwijls wordt zelfs nog gedurende het loopen op die wijze gewed, en de Weddenschaps-almanak (Racing-almanack) levert op iedere bladzijde voorbeelden daarvan op, dat genoegzaam bij iederen wedloop de weddenschappen in den beginne gelijk zijn, maar omstreeks het midden als 3 tot 6 tegen één, en dat omtrent het einde 10 tegen één gewed wordt.
(Het vervolg en slot hierna.)
|
|