en zij konden den loop der stroomen, die zich door bosschen en bebouwde velden tot in de zee kronkelden, duidelijk onderscheiden. Niet min duidelijk kon men van deze plaats de in de kusten, als ware het, uitgesnedene havens, baaijen en bogten, alsmede de daarin voor anker liggende schepen, onderscheiden. Nu viel echter, ten westen, en over eene ontoegankelijke klove, den reizigers eene andere bergketen, nog hooger dan de bergrug, waarop zij zich bevonden, in het oog, die in eenen diepen afgrond eindigde. Er werden thans zaden van vele, voor deze luchtgesteldheid geschikte, planten in de aarde geworpen, en het berigt der reize tot op dat punt in eene flesch, in welke reeds vier andere, door den tijd onleesbaar gewordene, reisverhalen zich bevonden, gestoken. Deze flesch werd, welgesloten, onder eenen Afrikaanschen taxisboom (taxus elongata) nedergelegd. Deze schoone boom, ook wel yakka genaamd, wordt door de schrijnwerkers sterk gezocht, en komt, met vele soorten van Andromeda's en andere sierlijke gewassen, op deze hoogte veelvuldig voor. Een derzelve, de arundo scandeus, is den wandelaar op zijnen togt dikwijls zeer hinderlijk; en nogtans ziet hij deze plant niet ongaarne, omdat zij, weinig vochtigheid aannemende, en zekere soort van veerkracht bezittende, zeer geschikt is tot eene legerstede. De grootste hoogte van dezen bergtop bestaat uit eene lichtgele leemaarde, die met eene dunne laag tuinaarde bedekt is. Alleenlijk de rotsen, die men langs den afgrond waarnam, bestonden uit harden zandsteen en lei. Onder weg doodden zij eene slang (coeluber major.) Behalve deze, kwam hun geen enkel dier, zoo min kruipende als vliegende insekten, geene rotten, zelfs geene vogels, onder het oog. De thermometer stond op 48o (7o10), en de barometer, op 23″70, wees eene hoogte van 6620 voet aan. Daar nu de nacht
begon te naderen, zoo maakten de reizigers toebereidsels tot het vervaardigen eener hut aan den voet dier rots. Het regende voorts den geheelen nacht door, tot op den volgenden dag des middags. Toen het weêr opgeklaard was, gingen de drie wandelaars weder terug tot op de plaats, waar de westelijke bergketen, die zij te voren waargenomen hadden, een begin nam, en besteedden het overige van den dag, om dezelve in eene noordwestelijke rigting te volgen. Gedurende den nacht was de koude doordringend. Des volgenden morgens stond de thermo-