Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1820
(1820)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 269]
| |
le Royaume de la nouvelle Espagne, dat de inwoners der Cordillières aan een dergelijk uitslag onderhevig zijn, hetwelk den grooten Weldoener des Menschdoms, jenner, aanleiding gegeven heeft, om de beveiligende kracht der Koepokken te leeren kennen. De Negerslaaf van zekeren Markies de valle-umbroso werd ingeënt met koepokstof, door de weldadige zorg van het Spaansch Gouvernement uit het Moederland naar Amerika overgebragt. De kunstbewerking liep bij hem vruchteloos af; en, onderrigt zijnde van hetgene men met hem voorhad, verzekerde hij, dat hem zulks niet verwonderde, want dat hij, in het gebergte de koeijen melkende, een uitslag gehad had, hetwelk allen, die hetzelve kregen, beveiligde voor de kinderziekte. Dit bleek, bij nader onderzoek, inderdaad het geval te zijn. Zoo verzekert ook de Engelsche Consul w. bruce, te Bushire, dat onder een' zekeren herdersstam in Perzië, Eliants genaamd, een uitslag, gelijk aan de koepokken, en insgelijks volkomen voor de kinderziekte beveiligende, zeer gemeen is. Zij krijgen het van de schapen, wanneer die met zweren aan de uijers behebt zijn; zelden van de koeijen, welke daar te lande weinig gemolken, maar alleen als lastdieren gebruikt worden. In 1765 deelden sutton en fawster, Heelmeesters te Londen, (de eerste ook onder ons als een der eerste voorstanders der gewone inenting bekend) aan de Koninklijke Maatschappij te Londen mede, dat vele menschen, die eene uitslagziekte, veroorzaakt door zweren aan de uijers der koeijen, gehad hadden, onvatbaar voor de inenting der kinderziekte waren. En zekere nash, in Devonshire, entte reeds toen zijnen zoon en vele andere kinderen in met koepokstof. Lang vóór dien tijd was het beveiligend vermogen der koepokken bekend in Holstein en Jutland. (Z.j.f. krauss, die Schutzpocken Impfung, Neurenb. 1820.) En, in weêrwil van dit alles, bleef die schat tot het laatst der vorige Eeuw voor Europa verborgen! Een | |
[pagina 270]
| |
nieuw bewijs, dat het niet ieder, dat het slechts een meer dan gewoon man gegeven is, de waarde eener zaak te beseffen en aan het publiek te doen beseffen.
J.V. |
|