met den bijstand van 60 tot 100 personen dagelijks, eindelijk zoo ver, dat de gansche figuur tot aan hare basis open voor het oog daarlag.
Hiermede is nu als vaste daadzaak uitgemaakt, dat dit wonderbare voortbrengsel der oude kunst uit dezelfde vaste rots gehouwen is van welke men voormaals slechts aannam, dat het op dezelve rustte; en, hoewel bij de uitgraving des eersten gangs duidelijk waar te nemen was, dat de buitenvlakte des onderliggenden ligchaams uit onregelmatig gehouwene steenen bestond, die zorgvuldig zamengevoegd en met eene roode kleur bedekt waren, bepaalt zich toch, gelijk men thans uit het voorkomen der figuur over het geheel kan afnemen, dit gedeelte, a!s een produkt der metselkunst en kunstige zamenvoeging, enkel tot eenige uitstekende plooijen, die, gelijk men gelooft, eerst laat door de Romeinen aangebragt zijn geworden, en voor de buitenliniën van een' mantel of gewaad hebben moeten doorgaan.
Het ligchaam des ontzaggelijken beeldwerks, op hetwelk daarom ook de benaming standbeeld niet toepasselijk is, heeft nu eene liggende houding, en de pooten, die insgelijks van metselwerk zijn, strekken zich uit tot vijftig voet van het ligchaam af. Brokken van den ontzaggelijken baard zijn nog onder aan de kin te zien, en in den kop der figuur is eene holte, in welke de priesters zich zouden verborgen hebben, om hunne orakels tot het bedrogen volk uit te spreken. Het aangezigt der Sphynx, hetwelk duidelijk den stempel der physiognomie van het negerras vertoont, is door den tijd merkelijk aangetast, maar biedt thans nog eene zachte en zelfs verhevene uitdrukking aan.
De Sphynx schijnt, hetgene eene gansch nieuwe ontdekking is, die toch, daar de muur reeds drie voet onder het zand der gansche vlakte begint, zoo ligt te doen was, door een' muur omringd, die overal dertig voet van de figuur afstaat. Deze muur is van ongebrande tigchels gebouwd, maar aan de binnenzijde met gehouwen steenen belegd.
Van dezen muur daalt men nu de hoofdplaats tegenover de figuur langs twee trappen, de eene van 32 en de andere van 14 treden, naar de diepere platteform as. Tusschen de beide trappen zijn de overblijfsels van twee altaren, die met Grieksche, maar genoegzaam uitgewischte, opschriften bedekt zijn, te zien. In het middelpunt der groote ruimte