Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1820
(1820)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe handel van Europa.On ne peut trop le répéter, la balance du commerce est véritablement la balance du pouvoir. Élémens du Commerce, T.I. p. 93. 2e. éd. Leide 1754. Hoort, schimmen! zoo gij hooren kunt;
Wat ademt, hoor' mijn luit!
Mijn lied heft voor den Handel aan,
Verheft zijn grootsche wonderdaân,
En spreekt die wondren uit.
Door zijnen geest, nooit uitgedacht,
Werd de eerste kiel gebouwd;
Werd Tyrus eens met roem vermaard,
Gedost, als koningin der aard',
In purper en in goud.
En waar heel de aarde, in 't stof geknield,
Voor Rome's schepter zwicht,
Is 't Handel, die Romeinsch geweld
Een fier Karthago tegenstelt,
Dat wondren heeft verrigt.
Hij is het, die aan Teems en IJ
Der volken oog verbaast;
Die gansch Euroop met zegen dekt,
En als de bij, die honig lekt,
In 's werelds bloemhof aast.
| |
[pagina 50]
| |
Hij is het, die, door bergen ijs,
Den poolweg zoekt naar 't zuid;
En, schoon natuur hem weêrstand biedt,
De hoop, verkleumd, zijn oog ontvliedt,
Roem ik die poging luid.
Hem is Euroop dat schoon gelaat,
Dat helder oog verpligt;
Hij was het, die den nevel brak,
Die in Euroop dien geest ontstak
Van hooggerezen licht.
Op hem berust de wetenschap,
Rust aller volken vlijt.
Ja, nog zou de aarde een zandwoestijn,
Nog, zonder handel, bajert zijn,
Door vreugd noch hoop verblijd.
Op hem rust de onafhanklijkheid
Van vorst- en volksbestaan;
Op hem dat broederlijk verband
Van volk en volk en land en land,
Van zee en oceaan.
Hij stort, als vrolijk morgenlicht,
Dat blonde Auroor ontsluit,
En zegenend de schepping groet,
Weldadig vreugde en overvloed
Op alle volken uit.
Hij slaat het kouter in den grond,
En, prikklend 's landmans vlijt,
Draagt hij, als cijns voor egge en ploeg,
Uit d'oogst het meerdre dan genoegGa naar voetnoot(*)
Naar markten wijd en zijd.
En eens viel Hollands handelvlag
Die overvloed ten buit;
Dan vreemde jaloezij, weldra
Gewekt, streeft Hollands handel na,
En - streeft die vlag vooruit.
| |
[pagina 51]
| |
Naauw breken licht en kennis door,
Naauw stijgt het vreemd vernuft,
Of Hollands vlottend koopgewin
Krimpt zijn' gekreukten wimpel in,
Door tegenstand versuft.
Verlokt door dwalend staatsbelang,
Mogt Neêrlands weefgetouw
Om vreemden handels wil niet gaan;
Want Neêrlands volksvlijt moest er aan,
Wat ook gebeuren zou.
Doch schrander houdt hier Britsch vernuft
Op alle markten 't veld,
Trafijk en handel op de been;
Maar niet door geest, die loopt uiteen,
Maar geest, die zamensmelt.Ga naar voetnoot(*)
En heil zij 't volk, dat dus vereent
Zijn vlijt en zeevaardij!
Maar wee het volk, en land en vlijt,
Waarvoor geen kiel op anker rijdt,
Noch zet de zeilen bij!
Op, volken! zweert, vereend van zin,
Eens dwaas vooroordeel af!
Vliegt, met Merkuur, de wereld rond!
Of knipte ook 't Heilige Verbond
De vleugels van zijn' staf?Ga naar voetnoot(†)
Dan ware 't, ja, met Nederland,
Met gansch Euroop gedaan;
En 'k zie de zon, die in Atheen,
Ook eens in Rome middag scheen,
In nevel ondergaan!
| |
[pagina 52]
| |
Ja, dan veelligt vraagt latere eeuw,
Eer duizend jaar vergaan,
In schaduw van 't gestorven licht,
Met holle kaak en bleek gezigt,
Waar Neêrland heeft gestaan!
Reeds ginder, uit een dompig woud,
Vaart nevel op door 't veld;
Reeds vangt Amerika den glans,
Die van Europa's bleeker trans
In avondscheemring smelt.Ga naar voetnoot(*)
Op, Neêrland! schraag u door den geest,
Die eens uw staatsgebouw
Versierde, en 't eens, als bruid gekleed,
Op eigen volksvlijt rusten deed
En nooit geschonden trouw.
Op, gansch Europa! grijp den ploeg!
Ook Ceres loont met goud.
Rol uit de vlag door 't wereldrond,
Dat reeds, met rozen in den mond,
Met vreugde uw komst beschouwt!
Los, overal, de marszeils los! -
De handel van Euroop
Rees weder voor mijn turend oog,
Voor alle volken vrij, omhoog,
Gesierd door vrede en hoop.
Ik hoorde schatrend vreugdgeschal,
't Gejuich der vrije zee;
't Was feest op heel den oceaan,
Op kielen vol en zoet gelaân,
En hoogtijd op de reê.
Verrukt greep ik mijn snarenspel;
Verbeelding zong dit lied;
Zij zong der volken zeevaardij,
Den Handel van zijn boeijen vrij,
Wijl God de zee gebiedt.
candidus.
|
|