van de vrouwen spreekt, is geestigheid evenwel niet dubbelzinnig, omdat dezelve alsdan altoos smaak, vernuft en bescheidenheid vooronderstelt. - Men gebruikt het woord geest ook nog in eenen anderen zin: men zegt, de geest van een tijdschrift, waarmede men niet bedoelt, dat het geest bevat, maar dat het, door deze of gene begrippen voor te staan, tracht opgang te maken.
Geheim. Moet men niet vertrouwen aan een' zot, niet aan een' wijze, niet aan een' vriend: de wijze is niet altijd wijs, den zot is geen geheim vertrouwd, en de vriend kan veranderen.
Geldmiddelen-beheer. Het verhevene dezer wetenschap bestaat in hen de belasting te doen betalen, die niets meer bezitten.
Geleerde. Tusschen een' man van letteren en een' geleerde is een gelijk onderscheid als tusschen een boekwerk en een' bladwijzer.
Gelegenheid. Dezelve wèl te treffen, is dikwijls het eenige talent van groote mannen.
Geluk. Iets, niet gemakkelijk op te sporen; het is zeer moeijelijk, het in ons-zelve, maar volstrekt onmogelijk, het ergens elders te vinden.
Gelukkig. Om dit te zijn, moet men veel geld, veel verstand, eene volmaakte gezondheid bezitten, en zich aan niemand bekreunen. De zotten zijn in deze wereld alleen gelukkig: zij gevoelen niet, wat men hun zegt; zij bewonderen alles, of bewonderen niets; zij hebben geene benijders, geene ongerustheid, en vinden behagen in allerlei vermaak; zij geraken tot hooge waardigheden, en bezitten gewoonlijk den meesten rijkdom.
Geschiedenis. Benaming, zoo zeer gemisbruikt, dat zij met vertelsel eene gelijke beteekenis gekregen heeft.
Geschiedrol. Verzameling van misdrijven, in welke de dwingelanden voorbeelden zoeken, de dichters treurspelen, en de middelmatige schrijvers melodrama's.
Geslepenheid. Is het deel van kleine geesten, wie het aan grootheid en verheffing ontbreekt.
Godgeleerde. Iemand, die de Godsdienstleer, door er veel over te spreken, in minachting brengt. Zij behoorde te zijn als de Arke des Verbonds, welke men niet mogt aanroeren, zelfs niet om haar te verdedigen.
Graad. Trap in den krijgsdienst, welken men voorheen