Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1820
(1820)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 628]
| |
langer hoe meer te zien te voorschijn treden in deszelfs Goddelijk-eenvoudige gedaante. Lag het eeuwen lang bedolven in duisternis, begraven onder wijdloopige leerstelsels, die het hart zoo min raken, als het verstand verlichten konden; als hadde de Godheid het menschdom met eene nieuwe Openbaring begiftigd, komt men thans der waarheid op het spoor, en vindt: ‘dit, dit weinige, dit eenvoudige, voor allen verstaanbare, dit is het geheele Christendom, dit moet geloofd worden ter zaligheid, door elk, binnen wiens bereik het is, en al het andere is bijhangsel, waarvan een ieder bevatte, zoo veel hij kan, en aanneme, zoo veel hij wil.’ Ter ontdekking van het wezen des Christendoms is vooral noodig het onderzoek: wat was toch het hoofddenkbeeld van Jezus? wat vinden wij in zijne redenen altijd op den voorgrond, of als heerschend denkbeeld altijd wederkeeren? - en men zal deze vraag niet beter kunnen beantwoorden, dan wanneer men zijne Gelijkenissen inziet, waarin Hij de verborgenheden van het Koningrijk der Hemelen voor allen openlegt. En dit is het oogpunt, waaruit deze Verhandeling moet beschouwd worden. De Schrijver wil het kenmerkende van de Gelijkenissen van Jezus, en daarom moet hij ook juist het hoofdïdee aanwijzen, dat in dezelve ten grondslag ligt; en dit doet hij, opmerkende, dat het denkbeeld van een Godsrijk, eene inrigting, in welke de mensch op aarde voor den Hemel gevormd en gewijd zal worden, eene maatschappij van heilige menschen, juist dit heerschende in de Gelijkenissen van Jezus is. Hij noemt de weloverlegde en voorzigtige wijsheid, waarmede Jezus deze Gelijkenissen voordroeg, als het eerste, dat bij derzelver kenschets onze oplettendheid verdient. Zij hebben, wijders, schoon in hare voordragt eene plaatselijke betrekking, evenwel het vermogen, bij elk denkend hoofd en gevoelig, godsdienstig hart, ook een algemeen belang op te wekken. In haar vindt men de gelukkigste vereeniging der edelste eenvoudigheid met verhevenheid en kracht van gedachten, en | |
[pagina 629]
| |
deze is verbonden met verhevenheid en gegrondheid van denkbeelden. Zij hebben ook dit eigendommelijke, dat zij, met beoordeeling en smaak, met kennis van menschen en zaken voorgedragen zijnde, de gezamenlijke krachten van verstand en hart innemen en werkzaam maken, en in ontwerp en uitvoering ligt geen ander doel ten gronde, dan reiniging van hart en zedelijke veredeling. Daarbij zijn zij aesthetisch schoon, en het is verrassend, dat zij uitgesproken en medegedeeld zijn in oogenblikken der daartoe aanleiding gevende gelegenheden. Al deze punten zijn niet alleen goed, maar ook schoon uitgewerkt, en het boekje leest als van zelf. Ook vonden wij zeer gegrond de klagt des Schrijvers, dat zoo vele Leeraren den grond en zin der Gelijkenissen nimmer begrepen hadden, en dat de gelijkenisaardige preektrant bijna geheel niet gebezigd wordt. - Eene andere klagt voegen wij er bij; deze: dat de jonge lieden in het predikambt doorgaans niets gemakkelijker vinden, dan eene Gelijkenis te behandelen. Mogten zij bedenken, wat aangaande de bejaarde Leeraars zelve zoo even gezegd is, en dat den geest der Gelijkenissen bevatten niets geringers is dan den geest van het Evangelie volkomen begrijpen, die toch wel geheel in deze Gelijkenissen liggen moet, omdat Jezus ze aan het volk voordroeg, hetwelk toch noodig had te verstaan waar het al op aankwam! Maar uit eene Gelijkenis eene eenzijdige, alledaagsche waarheid afleiden, of er een stuk van een zeker aangenomen stelsel in brengen; naar aanleiding van de Parabel van den verloren' Zoon over jeugdige losbandigheid, van die van den ontrouwen Rentmeester over ontrouw en bankroeten, van die der Arbeiders in den Wijnberg over de luiheid te prediken, - lieve Hemel! mag dit nu den naam hebben van eene Evangelische behandeling van voorstellen, in welke de Zaligmaker niets geringers beoogde, dan de verborgenheden van het Koningrijk Gods voor te dragen? Wij bidden u, jongelingen! - en of gij 't ons ook al kwalijk | |
[pagina 630]
| |
namet, wij bidden ook velen van u, oudere practici in het predikambt! - leert over deze gewigtige zaak eens wat grondiger denken; er hangt te veel van af. Wij hebben hier slechts van een klein boekje verslag gedaan; maar waardij hangt niet van uitwendigen omvang af, en door de kleinheid is hetzelve ook voor eene kleinigheid te bekomen. Daarom moest er ook geen Student in de Godgeleerdheid zijn, die het niet bezat. - Koopt, koopt het toch vooral, mijne jonge vrienden! Ontvangt door hetzelve gezonde, algemeene gronddenkbeelden aangaande de Gelijkenissen van onzen Zaligmaker! Laat u alzoo op den weg brengen tot het regte inzigt in het doel van elke Gelijkenis op haar zelve! Voegt daarbij eigen vlijtig nadenken en warme belangstelling in den waren, eenigen geest des Evangelies, gebruik van het onderwijs, hetgene gij ook bij andere kenners der zaligmakende Evangelieleer kunt vinden, en gaat dan door den tijd heen en predikt over de Gelijkenissen van Jezus! |
|