verkeerde leiding meer en meer van den weg afgetrokken werd, om ooit weder tot dien roem te kunnen naderen. Hij heeft in een aantal bijschriften eene dichtkundige beeldengalerij opgerigt, waarin hij de Nederlandsche Latijnsche Dichters slechts geschetst heeft, eene uitvoeriger bewerking aan anderen overlatende. Zij zijn gerangschikt naar orde des tijds, beginnende met de herleving der Letterkunde in ons Vaderland, en wel met den onsterfelijken rudolphus agricola. De Epigramma's worden alle meer of min opgehelderd door eenige bijzonderheden van leven, geboorte, de bronnen van levensberigten, nadere ontwikkeling van het in de verzen gevelde oordeel, enz. De verzen, als verzen, zijn, zoo als men ze van een oud meester in de kunst kan verwachten; vloeijend, zuiver, puntig, en Latijnsch. Doch het komt ons voor, dat het eene allermoeijelijkste zaak zijn moet, om Dichters te schetsen in twee-, vier-, zes- of achtregelige verzen. En dan nog zulk een aantal Dichters! De Schrijver heeft wel dikwijls den wolf bij de ooren moeten houden. Hij had te doen met eigene versificatie en beoordeeling van vreemde. Hoe gevaarlijk wordt het voor zoodanigen Dichter, om niet somtijds eenige opoffering te doen van het oordeel aan een' geestigen inval of fraai klinkenden regel! Op deze klip komt de Heer hoeufft ons voor gestrand te zijn in het anders waarlijk schoon Epigram op den beroemden jeronimo de bosch, waarin hij door de zucht, om zijn bijschrift regt epigrammatisch te doen eindigen met een' verrassenden val, verleid schijnt geworden te zijn tot eene uitspraak, die niet, als de slag op den vuurpijl, enkel schittert en treft, maar ook verzengt en wondt, en wonderlijk afsteekt bij het oordeel, door den Heer hoeufft, in den jare 1808, ten aanzien van de allerlaatste gedichten van den Heer de bosch, geveld, in zijn allerkeurigst versje voor den Appendix Poëmatum
Hieronymi de Bosch, waar hij deze napluksels van zijnen Vriend grooten lof toezwaait, en dezelve onder anderen uitdrukkelijk noemt: antiquas non degenerantia aristas. Na dien Appendix toch heeft de bosch, zooveel wij weten, geen vers gemaakt, althans zeer zeker geen enkel uitgegeven. Voor het overige is en blijft deze Parnasus een gedenkstuk van echt Nederlandschen smaak en geleerdheid. Het ontbrak ons noch aan lust, noch aan vermogen (immers in ons oog) om eenige beoor-