Naberigt.
De Recensent van spandaw's Dichtstuk: De Vrouwen, vraagt verschooning voor zijne onwetendheid, dat aan het eerste gedeelte van zijnen wensch reeds lange voldaan, en derhalve zijn verlangen naar eene tweede uitgave van spandaw's Gedichten en Redevoeringen overtollig was. Hij vernam zijne dwaling, die ook den Redacteur ontsnapt was, toevallig, maar te laat. Hij verontschuldigt dezelve daarmede, dat hem die tweede uitgave nimmer nog onder de oogen kwam, hetgene hij, uit hoofde zijner ingenomenheid met al wat van spandaw is, naauwelijks kan begrijpen, maar alleen wijt aan zijne afgelegenheid van het Rijk der Letteren, waardoor hem veel onbekend blijft. Spandaw zelf zal hem niet kwalijk nemen, hetgene, bij mindere hoogachting voor dien Dichter, in de pen zoude gebleven zijn. Aan het andere gedeelte van zijnen wensch blijft de Recensent zich zeer ernstig houden, en wenscht nog bovendien, dat niets, uit zijne dichtader gevloeid, ergens onbekend of ongezegend zij!