van vauquelin worden medegedeeld; in de tweede, eene reeks van waarnemingen, welke deszelfs nut in onderscheidene borstziekten, in het bijzonder in den kinkhoest en in de longtering, bewijzen, en welke wij voornamelijk aan den beroemden magendie verschuldigd zijn. Deze schijnt het vooral in de knobbelachtige longtering te hebben toegediend, granville deszelfs gebruik meer uitgestrekt te hebben, b.v. in katarrhale aandoeningen, zelfs in verkoudheid. Daar het nut van het Laurierkerswater, als verdoovend en oplossend middel, sedert lang algemeen erkend is, en dit geneesmiddel Blaauwzuur bevat, welks hevige werking op het dierlijk gestel genoegzaam bewijst, dat het groote veranderingen in hetzelve te weeg brengt, kan hetzelve, met omzigtigheid gebruikt, zeer weldadige uitwerkselen hebben. De hier medegedeelde waarnemingen verdienen dus getoetst en nagevolgd te worden, waartoe dit werkje eene genoegzaam veilige handleiding oplevert. Het scheikundig gedeelte is wel oppervlakkig genoeg, maar hier ook van minder aanbelang; wij moeten alleen doen opmerken, dat het niet onverschillig is, welke bereidingswijze men volge: die van vauquelin geeft een min sterk zuur dan die van scheele, na de verandering, welke la planche er in heeft aangebragt. De eerste is dus te verkiezen, mits men zorg drage, dat door de zwavelwaterstoflucht alle kwik worde weggenomen; er ontstaat anders ligt een bezinksel in, hetwelk bewijst, dat er nog kwik in voorhanden is; het geneesmiddel is dan minder zuiver, en dus onzekerder.