De Ziekten van het Gehoor, of zekere middelen, om het suizen der ooren, de hardhoorendheid en doofheid te verminderen en langzamerhand volkomen te genezen; benevens eene aanwijzing, om de ooren en het gehoor goed te behouden, gebreken van dezelve te verbeteren, voor te komen, en de lastige zoogenaamde oorkramp volkomen te herstellen. Door Dr. Albrechts. Uit het Hoogduitsch vertaald door G.J. Pool, Doctor en praktiserend Heelmeester te Moordrecht. Te Rotterdam, bij J. Hendriksen. In gr. 8vo. VIII en 57 Bl. f :-12-:
Dat de ziekten van het gehoor zeer moeijelijk zijn te behandelen, en dat zij, wegens de gebrekkige kennis van dit zintuig, dikwijls kwalijk behandeld worden, zal ieder den Schrijver dezer Verhandeling toestemmen; maar elk zal het daarom te vreemder en ongepaster voorkomen, dat een Geneesheer, die overtuigd zegt te zijn van het gewigt zijns onderwerps, daarover zoo oppervlakkig en ligtvaardig spreekt. Het zintuig des gehoors beschrijvende, gewaagt hij alleen van het uitwendig oor, zonder een' stap verder in deszelfs zamenstel te dringen; en hoe weinig kennis hij van de eigenlijke werking dezes deels zelf heeft, toont hij reeds in het eerste Hoofdstuk. Zeer ongepast prijst hij het reinigen van den gehoorgang, door wasschen, oorlepeltjes enz., door het wegnemen van het oorsmeer, zonder verdere bepaling, aan; geeft de koude, als de hoofd-, bijna als de éénige oorzaak van oorkwalen, op, en schijnt zeer met het bedekt houden der ooren ingenomen, hetwelk blijkbaar met de natuur strijdt, en ook niet voldoet aan het oogmerk: want door de zotte onttrekking van die deelen onzes ligchaams, welke natuurlijk aan de lucht zijn blootgesteld, aan de werking