klaring. Bij het onderzoek der Rede, kent hij den afgestorvenen wel het herinneringsvermogen van hunnen vorigen toestand op aarde toe, en leert, dat zij hunne geliefden niet vergeten, evenmin als deze met ware liefde aan hen blijven denken; maar hij ontkent derzelver werking op onzen geest, als overtollig, nutteloos, en geheel strijdig met die wijze van omgang en ervaring, welke in dit leven plaats heeft, en zonder welke wij ons geenen anderen werkkring kunnen voorstellen. Zelfs de uitzondering, welke een of ander voorval of verhaal daaromtrent schijnt te maken, bij wijze van voorspellenden droom als anderzins, wordt door hem te regt als eenigzins bewijsbaar in twijfel getrokken, omdat ons de manier van voorstellingen onbekend is, welke zich menigwerf herhalen en verlevendigen, nadat zij eenmaal in onzen geest met kracht aanwezig waren. - Allerwegen verdient deze Verhandeling met oplettendheid gelezen en nagedacht te worden.