Met grond wekt dan ook de Redenaar zijne Toehoorders, hen vooral, die in hooge betrekkingen de belangen des Vaderlands verzorgen of eenmaal verzorgen zullen, op, het niet beneden zich te rekenen, om de Akademische lessen der Hoogleeraren in deze vakken, ook na het verlaten der Hoogescholen, ijverig bij te wonen, bijzonder hen daartoe op het voorbeeld van onzen Koning wijzende, die, gedurende zijn verblijf te Berlijn, altijd een der getrouwste en oplettendste toehoorders was bij de lessen van den beroemden hermbstädt.
De Redevoering eindigt met eene vermelding van de lotgevallen der Hoogeschool, gedurende het afgeloopene jaar, en de bij zulke gelegenheden gewone aanspraken, die wij intusschen met zeer veel genoegen gelezen hebben, (bijzonder ook het verhaal van het heugelijk verblijf van Z.M. te Groningen) en welke, met de geheele Redevoering, eene nieuwe parel hechten aan de onverwelkelijke kroon van den beroemden Redenaar. Wij zouden het, om verschillende redenen, zeer wenschelijk oordeelen, dat dit belangrijk stuk in het Nederduitsch vertaald wierde.
De Verhandelingen van de Heeren de groot en pareau hebben beide tot onderwerp eene geschiedenis van de verhuizingen der Hebreërs buiten hun vaderland, tot de tijden, welke de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen het naast voorafgaan, met eene opgave van de oorzaken, welke dezelve hebben te weeg gebragt, en eene beschrijving van de landen en plaatsen, waar deze verhuizingen geschied zijn.
De Verhandeling van den Heer muntendam bevat eene verklaring van de Rede, door den Zaligmaker gehouden met de Joden, zoo als ons deze door Joannes is te boek gesteld, H. V:17-47.
Die, eindelijk, van den Heer cock handelt over het doel der straffen, zoo uit den aard der zaak, als volgens de leer der Romeinsche Regtsgeleerden.
De Heeren de groot en muntendam zijn