| |
| |
| |
Ἰπποϰρατὴς. Magazijn, toegewijd aan den geheelen omvang der Geneeskunde, beschouwd als Wetenschap en Kunst, uitgegeven door C.A.L. Sander en G.H. Wachter, Vden Deels 1-3de Stuk. Te Rotterdam, bij J. Hendriksen. In gr. 8vo. 292 Bl. f 2-14-:
Wij zullen van onze gewoonte, om van dit werk niet anders dan deelswijze verslag te geven, ditmaal afgaan, om onze Lezers een weinig vroeger met de belangrijke Verhandeling van den kundigen Geneesheer alexander, over het Hospitaalversterf, welke de beide eerste, en een gedeelte van het 3de Stukje ver- vult, bekend te maken. Wij zijn aan een' onzer beroemdste Landgenooten, aan brugmans, eene voortreffelijke Natuur- en Ziektekundige beschouwing dier vreesselijke kwaal verschuldigd; Dr. alexander bepaalt zich meer tot de Geneeskundige kennis en behandeling van dezelve, gevende daarbij zoowel een zaakrijk en oordeelkundig verslag van hetgene andere Geneeskundigen hieromtrent hebben geleverd, als het resultaat zijner eigene waarnemingen.
De Schrijver begint met eene korte, doch, zooveel wij hebben kunnen nagaan, volledige, opgave van de Schrijvers, die over het Hospitaalversterf, hetzij in het voorbijgaan, of meer opzettelijk, gehandeld hebben (bl. 4-18), en geeft vervolgens (bl. 18, 19) eenige der verschillende namen op, waaronder het beschreven is. Hierop treedt hij in het eigenlijk onderzoek der kwaal; bewerende, 1o. dat dezelve eene bijzondere ziekte is, en geene wijziging van het gewoon koudvuur (bl. 19-21); 2o. dat dezelve, in haren loop en overige verschijnselen, verschillen kan, zoodat er ten minste vier soorten of verscheidenheden zijn waargenomen, namelijk a) plaatselijke aandoening vóór of zonder algemeene; b) beide gelijktijdig; c) algemeene aandoening
| |
| |
voorafgaande; en, terwijl deze alle zich door een' zeer haastigen loop kenmerken, d) langzaam ontwikkeld versterf in bijna genezene wonden (bl. 21-28); 3o. leert hij ons de voornaamste verschijnselen en toevallen (bl. 28-44) nader kennen, waarbij hij bijzonder opmerkzaam maakt op het zeer haastig verloop en snel toenemen van dit gebrek, op de buitengemeen groote pijnlijkheid, welke voor de kankerpijnen naauwelijks onderdoet, en op den eigenaardigen reuk, dien het verspreidt. Deze twee laatste verschijnselen zijn echter wel eens niet aanwezig. Hierbij geeft hij nog eenige andere afwijkingen in de ontwikkeling en de gedaante van het plaatselijk gebrek op, en gaat daarna, 4o. over tot de beschrijving der algemeene aandoening (bl. 44-50), welke als eene asthenische koorts, nu eens meer met bederf der vochten, dan met ongeregelde bewegingen der vaste deelen, voorkomt; 5o. behandelt onze Schrijver (bl. 50-62) de complicatiën van deze ziekte, in het bijzonder met venusziekte en scheurbuik, welke beide hij, met regt, tegen delpech, als zeer belangrijk beschouwt, daar zij de genezing natuurlijk veel moeijelijker maken, in het bijzonder de eerste, wanneer er sterke kwikkuren zijn voorafgegaan. Ook andere verwikkelingen zijn hier mogelijk, en onder deze is die met het schurft, door delpech waargenomen, opmerkelijk, omdat men bij die gelegenheid bevond, dat de zwavelsmeringen voordeelig op het Hospitaalversterf werkten. Met reden vraagt onze Schrijver, of niet de met zwavel, of liever zwavelig zuur, bezwangerde dampkring iets konde toebrengen ter vernietiging der smetstof? Men kan dit gerust aannemen, wanneer men de sterke werking van dat zuur op dierlijke vochten nagaat. Op deze beschouwing der
complicatiën laat nu de Schrijver, 6o. die der overeenkomende ziekten (bl. 62-76) volgen, om uit die vergelijking de natuur der kwaal eenigzins op te helderen. Als zoodanige overeenkomende ziekten beschouwt hij den kanker en fungus haematodes, en de cachexia nosocomialis. Gelijk deze vergelijking, over het geheel,
| |
| |
zeer doelmatig is, zoo is in het bijzonder belangrijk (hoewel hier misschien niet geheel op zijne plaats) hetgene alexander, over de plotselinge verslimmering der hoofdwonden, als eene bijzondere wijziging van het Hospitaalversterf, aanteekent.
Na deze zaakrijke beschouwing der kwaal, gaat de Schrijver tot die der oorzaken over, (bl. 76-104.) Hij is hier wel korter, en wijst vooral telkens op de voortreffelijke Verhandeling van brugmans, verwijlt echter wat nader bij de vragen: of het Hospitaalversterf besmettelijk zij, dan niet? en waarom hetzelve voornamelijk in militaire hospitalen voorkomt? De eerste wordt bevestigend beantwoord, en dit antwoord met klem van radenen bevestigd; de laatste geeft alexander gelegenheid, over vele gebreken, welke er in de hospitaalpraktijk, voornamelijk bij de Franschen (en Pruisen), plaats hebben, en welke hij, niet zonder reden, voor eene der hoofdoorzaken houdt, een hartig woordje te zeggen. Voorts schijnt al wat het ligchaamsgestel verslapt en hevig ontstemt, vochtigheid, slecht voedsel, maar vooral neêrdrukkende hartstogten, veel tot het ontstaan dezer kwaal bij te dragen.
De ontwikkeling der oorzaken leidt onzen Schrijver vervolgens (bl. 104-110) tot eenige aanmerkingen aangaande de voorzegging in het Hospitaalversterf. In het algemeen is dezelve ongunstig, vooral wanneer men van genoegzame middelen verstoken en genoodzaakt is de kwaal aan de Natuur over te laten; het gevaar wordt hier vermeerderd om de neiging tot instortingen, en is het grootst bij lijders, welke tevens aan venusziekte lijden, of met kwikmiddelen behandeld zijn.
Van bl. 110 tot het einde zijner Verhandeling wordt er over de geneeswijze gehandeld. Hier ontmoeten wij eerst eene korte opgave der geschiktste middelen, om het Hospitaalversterf voor te komen, (bl. 110-124.) Onder de beste voorbehoedmiddelen rekent hij de goede inrigting van het lokaal; de behoorlijke en ruime verzorging der lijders; de afzondering van zieken en
| |
| |
gewonden; de zorgvuldigste vermijding van alles, wat de besmetting kan veroorzaken; de berookingen met zoutstof (chlorine), enz. En wij vinden hier menigen trek, die de hospitaalinrigting bij ons boven die der Franschen en Pruisen verheft, en leeren ook den uitmuntenden geneeskundigen dienst bij de Engelschen kennen. De eigenlijke behandeling wordt in de in- en de uitwendige onderscheiden. De eerste (bl. 124-169) wordt tot vier hoofdpunten gebragt, van welke het eerste is de behoorlijke zuivering der eerste wegen, waaraan de Schrijver, met de meeste waarnemers, een groot gewigt hecht, doch waarbij echter de gesteldheid des lijders zeer moet in aanmerking genomen worden. In de tweede plaats moet men zorgen voor de krachten en voor eene opwekkende behandeling, in het bijzonder met vlugge prikkels, doch ook met kina, dewijl de kwaal bijna nooit, en dan alleen zeer in den beginne, ontstekingachtig van aard is. Deze opwekkende geneeswijze moet echter, ten derde, gewijzigd worden naar de complicatiën en bijkomende toevallen; terwijl men eindelijk, ten vierde, de herstellenden met bijzondere oplettendheid moet gadeslaan, uit hoofde van de groote neiging tot instorting. De uitwendige behandeling (bl. 169 env.) wordt insgelijks tot vier hoofdpunten gebragt: 1o. de bepaling van den voortgang van het versterf door kina en terpentijnolie, en, als dit niet baat, door het gloeijend ijzer, of door zuren, vooral het zout- en het salpeterzuur, waaraan alexander boven het geweldig branden de voorkeur geeft; 2o. de bevordering der afzondering van het afgestorvene; 3o. de behandeling van bijkomende toevallen, en 4o. spoedige genezing der zweer. Voordat hij tot de ontwikkeling dezer vier punten overgaat, geeft ons de Schrijver een oordeelkundig
verslag van het voornaamste, wat door andere Heelkundigen hier wordt voorgeslagen, en stelt zijne Lezers daardoor in staat, de voorgedragene geneeswijze zelve te toetsen.
Ons bestek laat niet toe, hier verder in bijzonderhe- | |
| |
den te treden; wij zullen genoeg gezegd hebben, om onze Lezers begeerig te maken, den rijken inhoud dezer Verhandeling nader te leeren kennen. De geleerde Schrijver vergunne ons nog eene enkele bedenking. De bl. 20 en elders bijgebragte bewijzen voor de bijzondere natuur van het Hospitaalversterf komen ons niet voldingend genoeg voor, om het als zoo geheel verschillend van het koudvuur te houden: de oorzaken, waardoor hetzelve wordt te weeg gebragt, de verschijnselen, die het vertoont, en vooral de geneeswijze, die geheel bederfwerend en opwekkend is, toonen hier eene groote overeenkomst. Het verschil schijnt in de eigenaardige smetstof gelegen: even als deze in andere gevallen de ettermaking wijzigt, schijnt zij hier der versterving eene bijzondere gedaante en eigenaardigen loop te geven. - Voorts komt ons de bl. 49 voorgestelde beschouwing van deze kwaal, als een plaatselijke typhus, niet zeer gelukkig voor. De typhus is eene ziekte van het vaatgestel en de zenuwen; en deze worden bij het Hospitaalversterf, zoo als de Schrijver, na andere waarnemers, elders zelf aanmerkt, niet zeer sterk aangetast. - Wij voegen hierbij, dat de Schrijver meermalen, b.v. bl. 182, de berookingen met zoutstof (chlorine) en die met zoutzuur verwart, zoodat het moeijelijk is te bepalen, welke hij bedoelt. Ook is Weingeist, bl. 192, geen brandewijn, maar ten minste spir. vin. rectificat., zoo als uit het verband blijkt. Men zal toch onzen gewonen brandewijn niet met water vermengen, waar men den rum enkel aanwendt.
De beschouwing der overige, in het derde Stuk van dit vijfde Deel vervatte, Waarnemingen en Verhandeling besparen wij, tot wij gelegenheid hebben over het laatste Stukje te spreken.
|
|