| |
Uren, aan den Godsdienst gewijd. Uit het Hoogduitsch, naar den derden, verbeterden Druk, door J.M.L. Roll, Evangeliesch Luthersch Predikant te Amsterdam. Iste en IIde Deel. Te Amsterdam, bij ten Brink en de Vries. 1819. In gr. 8vo. Te zamen XXIV, 797 Bl. f 7-4-:
Onder de menigvuldige stichtelijke boeken, welke de Duitsche Letterkunde in de laatstverloopene jaren heeft opgeleverd, bekleedt het bovenstaande werk eene voorname plaats. Hetzelve werd, als weekblad, in het noodlottig tijdperk van 1809, onder den eigenaardigen titel van Stunden der Andacht, begonnen, gedurende zes achtereenvolgende jaren voortgezet, en in 1816 voltooid, met het loffelijk oogmerk, om, bij den druk der tijden, belangstelling in den Godsdienst op te wekken, om dwalenden te regt te wijzen, en bedroefden te vertroosten. Schoon het werk geschreven was met bepaalde betrekking tot de tijdsomstandigheden, en dus bij eene gunstige wending van zaken minder doel moest treffen, de aftrek was zoo sterk, dat het zelfs in dezen gebrekkigen vorm werd herdrukt. Na dien tijd heeft de Schrijver het boek geheel omgewerkt, en meer ten algemeenen gebruike geschikt gemaakt. Hij rangschikte de verspreide overdenkingen uit de acht jaargangen van zijn weekblad onder zekere rubrieken; hij verzamelde alles, wat in het algemeen tot stichting van Christelijke huisgezinnen kon verstrekken - wat in het bijzonder voor den jongeling of het meisje in derzelver eigenaardige betrekkingen - wat voor den godsdienstigen natuurbeschouwer - voor den lijdenden, die zijn oog naar de eeuwigheid verheft - of voor den Christen belangrijk was, die zijn hart door het overdenken der
| |
| |
lotgevallen van zijnen Godsdienst wil veredelen en heiligen; en op deze wijze ontstonden de vijf afdeelingen, waarin het oorspronkelijk werk is gesplitst, en welke door bijzondere titels achter den algemeenen worden vermeld. Het geheele werk bestaat uit acht deelen, waarvan de vier eerste de eerste afdeeling uitmaken, terwijl elke der volgende afdeelingen in één deel is vervat. Hierdoor verkreeg het boek eene doelmatiger inrigting, die het gebruik van hetzelve gemakkelijker maakte, en de verspreiding zoo aanmerkelijk bevorderde, dat de eerste uitgave van 3000 exemplaren binnen eenige maanden was uitverkocht, en er nu reeds een vijfde druk is verschenen. Een verbazende opgang voorwaar, die aan weinig boeken mogt ten deel vallen. Doch deze ongemeene goedkeuring wordt verklaarbaar, zoo men de wezenlijke verdiensten van het werk in aanmerking neemt. Deze verdiensten zijn door alle beoordeelende tijdschriften van Duitschland volmondig erkend; de lofspraken zijn, van de uitgave des eersten deels, tot op de verschijning van het laatste, niet verflaauwd, en het publiek heeft door den bovengemelden ongemeenen aftrek zijne stem bij dit gunstig oordeel gevoegd. En waarlijk, het kon niet anders, of het oordeel over dit boek moest zoo gunstig uitvallen bij hen, die prijs stellen op verlichte Godsdienstkennis en echt Christelijke stichting. Rec. althans aarzelt niet, aan dit boek den prijs toe te kennen boven alle stichtelijke huis- en handboeken, die er sedert vele jaren in Duitschland verschenen en in onze taal zijn overgebragt. Volledigheid is het eerste kenteeken van dit werk. Men behoeft de vijf bovengenoemde afdeelingen slechts in te zien, om zich te overtuigen, dat deszelfs inhoud zich uitstrekt over alles, wat voor den mensch, in de natuur en in de wereld, in zijne betrekking tot God en zijne medemenschen, bij de veelvuldige wisselingen van dit leven, met opzigt tot de eeuwigheid, tot de leiding van ons geslacht door de openbaringen, belangrijk
is. De geest van het boek is rein, zedelijk en godsdienstig; het is
| |
| |
even vrij van dweeperij, als zuiver van koude leerstellige Godgeleerdheid; het onderwijs staat gekenmerkt door duidelijkheid en bevattelijkheid; het schildert met gevoel en warmte; het roert en treft het hart met ongemeene kracht, en het verheft en sticht door den echt Evangelischen zin, die allerwegen doorstraalt. Hoe veel geleerdheid en belezenheid er tot het schrijven van zulk een werk ook vereischt werd, de Auteur pronkt met deze hoedanigheden niet, maar blijft ook den eenvoudigen en minkundigen onderwijzen en stichten. Daarenboven onderscheidt het boek zich allervoordeeligst door den geest van gematigdheid en algemeene Christelijke liefde; nergens worden geschilpunten behandeld, of van ter zijde aangetast; de hoofdwaarheden des Evangelies liggen overal ten grondslage, en zelfs dáár, waar hieromtrent eenig verschil van begrippen heerscht, verbant de geest der liefde alles, wat slechts eenigen aanstoot kon geven, en doet de praktikale zijde van de eene of andere waarheid zoo duidelijk uitkomen, dat alle Christenen zich met de woorden van den Schrijver moeten vereenigen, en dat de ware Katholijk, de getrouwe zoon der kerk, hier evenzeer voedsel vindt voor zijnen geest en zijn hart, als de regtgeaarde Protestant. Het werk bevat en omvat de zuivere leer van Jezus, zoo als Hij dezelve op aarde heeft verkondigd; het is eeniglijk bestemd ter bevordering van waar Christendom, en diensvolgens ten gebruike geschikt van alle Christenen, zonder eenig verschil van geloofsbelijdenis: een kenmerk, waardoor het zich, naar het oordeel van Rec., allergunstigst onderscheidt van alle Godsdienstige handboeken, die hij ooit heeft leeren kennen. Al deze wezenlijke verdiensten worden niet weinig verhoogd door de edele, schoone en duidelijke taal, waarin het werk is geschreven.
De Schrijver is, in weêrwil van alle gissingen, geheel onbekend. Er bestaan waarschijnlijk bijzondere redenen, die hem weêrhouden, zich te openbaren; en deze redenen laten zich zeer wel gissen, zoo het alge- | |
| |
meen gevoelen waar is, dat hij tot de Roomsch-katholijke kerk behoort. Deze onbekendheid zelve en veelvuldige plaatsen in het boek maken deze gissing, naar het gevoelen van Rec., zeer aannemelijk; welke gissing niet weinig versterkt wordt door ellendige, vuilaardige schotschriften, uit den regten hoek van het Duitsche Papismus tegen deze vrucht der zuiverste Godsdienstigheid uitgegeven, waarin dezelve als een werk des Satans wordt uitgekreten. Men heeft het boek aan menig' doorluchtigen persoon der katholijke kerk in Duitschland toegeschreven; doch alles is te onzeker, dan dat Rec. vrijheid zou hebben, hier namen te noemen.
Na zoo veel tot lof van het boek in het algemeen te hebben gezegd, behoeft Rec. wel niet te verklaren, dat hij zich over de uitgave van hetzelve in onze taal heeft verheugd, en dat het hem tot wezenlijk genoegen verstrekt, de twee eerste deelen van deze vertaling aan te kondigen, en alzoo iets bij te dragen, om het werk meer bekend te maken, en welligt eenige wenken te geven, die bij de bewerking der volgende deelen misschien niet geheel nutteloos zouden kunnen zijn. Bij dezen algemeenen lof, dien het boek heeft verkregen, kan het met reden overtollig worden geacht, den inhoud van deze twee deelen in de vertaling te beoordeelen, en meent Rec. met de opgave van de behandelde onderwerpen te kunnen volstaan. Zie hier den inhoud der beide deelen, elk derzelve in vijf en dertig afdeelingen. - Eerste deel. De huisselijke Godsdienst. De openlijke Godsdienst. De huisselijke vrede. Tevredenheid met onzen staat. Genot der vreugde. De speler. Het oordeel der wereld. Het uur der verzoeking. Pligten jegens de dieren. De kracht des gebeds. De strijd der pligten. De eed. Het lijdende vaderland. Zelfkennis. De ondankbaarheid. De Voorzienigheid. De vreemdeling. De weelde. De wraakzucht. Schijn en wezen. Verschil van Geloofsbelijdenis. Pligten jegens lieden van eene andere geloofsbelijdenis. Zucht voor het algemeen belang. Het valt niet zwaar, een Christen te zijn. Bedaardheid.
| |
| |
Pligten jegens de dooden. De doop. De goederen des geluks. Eerbied voor vreemden eigendom. Zachtmoedige menschenliefde. Vrees voor de toekomst. De Christen in de uren zijner uitspanning. Laauwheid in het Christendom. Bevordering van eenvoudigheid der zeden. De klippen der vriendschap. - Tweede deel. De eeuwigheid des Goddelijken woords. De weldaden der eenzaamheid. Wereldsche schranderheid en Christelijke wijsheid. Beoordeeling van de gebeurtenissen des tijds. Wijsheid bij het geven van aalmoezen. De Christen en zijne tegenstanders. Zorg voor aardschen eigendom. Voorzigtigheid in het spreken. Het huwelijk. Vervolg. Eenvoudigheid des geloofs. Openlijk goeds werken. De kunst, om gelukkig te worden. Bestendigheid van den Christen. Godsdienstige aandacht. De ouderdom. Geheime bronnen van vijandschap. De Christen in den drang van het gewone leven. Vervolg. De Goddelijke naam. De vrijspreking van den zondaar voor God. Achting voor elken stand. Zonde en onwetendheid. De Christen en de tijden. De nijd. Het geloof en de werken. Werken en geloof. Verkeerde huishouding. Verlichting. Vervolg. De laster. Onvergenoegdheid met het tegenwoordige. Regtmatige en onregtmatige eigendom. Geestelijke hoogmoed. Liefde en eerbied voor God.
Meer komt hier in aanmerking de wijze, waarop het werk in onze taal is overgebragt. Zoo als het nu voor ons ligt, onderscheidt het zich in eenige bijzonderheden van het oorspronkelijke; en deze bijzonderheden zal Rec. kortelijk opgeven, ten einde het goede en het minder goede, dat de vertaling naar zijn gevoelen bezit, open te leggen.
Al aanstonds mist Rec. in de voorrede van den Schrijver hetgene deze zegt over de splitsing van zijn werk in de bovengenoemde afdeelingen, alsmede de bijzondere titels voor de eerste derzelve, waartoe deze beide deelen behooren. Het schijnt derhalve, dat men van het plan des Auteurs is afgeweken, en voornemens is, het werk als een doorloopend geheel uit te geven. Wel- | |
| |
ke redenen den Vertaler hiertoe hebben bewogen, begrijpen wij niet, daar juist die verdeeling meer eenheid, orde en zamenhang in het werk heeft gebragt, daar de onderwerpen zelve elke afdeeling zoo blijkbaar aanduiden, dat het onmogelijk is dezelve te verbergen, daar het gebruik van het boek hierdoor niet weinig wordt bevorderd, en de verspreiding van hetzelve aanmerkelijk zou hebben kunnen worden verligt. De twee deelen van de vertaling beslaan het eerste en de helft van het tweede deel in het oorspronkelijke.
Van meer belang acht Rec. het weglaten der Schriftuurplaatsen, welke in het oorspronkelijke boven elke overdenking staan, en den grondslag van dezelve uitmaken. Ook hiervan bevroeden wij de reden niet. Elke overdenking toch wordt uit het een of ander gedeelte der H. Schrift afgeleid, of daarmede in verband gebragt; en, schoon dit verband niet overal even hecht zijn moge, (zoo als b.v. bij de zesde beschouwing van het eerste deel, waar uit het verdeelen van 's Heilands kleederen door het lot, Markus XV:24, de speelzucht in het algemeen wordt afgeleid) doorgaans echter vindt men eene juiste en getrouwe opvatting van de woorden des Bijbels. En bij zulk een verband tusschen de woorden der H. Schrift en de overdenkingen is de uitdrukkelijke vermelding van die woorden niet alleen aangenaam, maar wordt zij zelfs een wezenlijk vereischte, dewijl men daardoor van zelven wordt teruggevoerd tot de ware bron van alle Christelijke stichting. Ook zou hierdoor de aanmerking vervallen, welke Rec. wel eens tegen het gebruik van Godsdienstige handboeken heeft hooren maken, alsof dezelve nadeelig waren voor eene gezette lezing van den Bijbel, ja de menschen van deze eerwaardige en loffelijke gewoonte afkeerig maakten. Het zal daarenboven moeijelijk zijn, de Schriftuurplaatsen in het laatste deel weg te laten, daar dit deel eeniglijk is toegewijd aan bespiegelingen over de vestiging en de lotgevallen der Christelijke kerk, en vele overden- | |
| |
kingen bij uitsluiting bijzonderheden betreffen uit het leven van Jezus en deszelfs Gezanten.
Tot de minder gewigtige bijzonderheden, waarin de vertaling zich onderscheidt, behooren ook de verzen, welke in het oorspronkelijke op de aanhaling der Schriftuurplaatsen volgen. Deze verzen zijn geen berijmd proza, geene stichtelijke rijmen; maar het is gewijde poëzij, welke hier spreekt en schildert, en den algemeenen inhoud van elke overdenking in weinige krachtige en bezielde trekken voorstelt. Wij hadden wel gewenscht, dat men dit sieraad aan de Hollandsche uitgave niet hadde ontnomen; doch wij willen gaarne erkennen, dat men hierover zeer onderscheiden kan denken.
Een ander verschil tusschen de vertaling en het oorspronkelijke bestaat hierin, dat de eerste het schoone kenmerk, van een Godsdienstig handboek voor alle Christenen te zijn, schijnt te zullen verliezen. Deze beide deelen loopen alleen over zedekundige onderwerpen, waarbij het niet zoo zeer aankomt op verschil van Godsdienstige begrippen; maar zelfs hier heeft de Eerw. Vertaler alle uitdrukkingen weggelaten, welke den lezer den eerdienst der Roomsch-katholijke kerk herinneren. Misschien heeft men bij deze afwijkingen geene stellige bedoeling gehad; maar misschien zijn deze uitlatingen ook met opzet geschied, om, door de woorden van altaar, mis, biecht en rozekrans, het grootst lezend, d.i. het Protestantsch publiek niet te ergeren: doch, hoe het ook zij, wij voor ons kunnen er onze goedkeuring niet aan geven, daar alle Christelijke Kerkgenootschappen in dezen evenzeer moeten worden geeerbiedigd. Zijn deze veranderingen met opzet gemaakt, en strekken zij tot voorspel van grootere verschikkingen, welke in het vervolg te pas zullen komen bij het behandelen van de stichting en de lotgevallen der Christelijke kerk, dan zouden de Protestantsche Vertaler en het Protestantsch Publiek, waarvoor deze vertaling zóó werd bewerkt, naar ons gevoelen, ongunstig afsteken bij den Schrijver van dit boek, die als een
| |
| |
getrouwe zoon der Roomsch-katholijke kerk, echter zóó spreekt, dat hij aan de behoeften van alle Christenen voldoet. Rec. heeft niet veel op met het omwerken van boeken, die zoo duidelijk den stempel dragen van de eigenaardige denkwijze en gemoedsgesteldheid des Schrijvers, daar het hem voorkomt, dat de ware eenheid altoos verloren gaat. Nog minder, echter, kan hij zulk eene omwerking goedkeuren, wanneer dezelve niet, dan ten nadeele van de stellig verklaarde edele bedoelingen des Schrijvers, kan worden tot stand gebragt. En juist dit zou het geval zijn, zoo men den algemeen Christelijken geest, die geen bijzonder Kerkgenootschap huldigt, uit dit boek wilde verbannen. Doch wij hopen, dat de kleine bovengemelde veranderingen, welke ons aanleiding gaven over dit punt te spreken, zonder bepaalde bedoeling zijn gemaakt, en dat de Uren, aan den Godsdienst gewijd, even als de Stunden der Andacht, zullen blijven een Godsdienstig handboek voor alle Christenen, zonder eenig verschil van geloofsbelijdenis.
De Vertaling zelve verdient in het algemeen grooten lof; de overbrenging is doorgaans los, de stijl gemakkelijk en vloeijend, de woordvoeging goed Hollandsch, de taal zuiver, en maar zelden herinneren woorden, zoo als kloekheid voor kloekzinnigheid, troonen voor ten troon zitten, verluisteren voor vervrolijken enz., dat het boek uit het Hoogduitsch is overgebragt.
Hier en daar is het Rec. voorgekomen, dat de Eerw. Vertaler bij het overbrengen te veel vrijheid heeft genomen. Een boek, dat door een zoo bekwaam man is geschreven, als de Auteur toont te zijn, en dat nu reeds zesmaal zorgvuldig is nagezien en verbeterd, mag, naar ons oordeel, op de grootste getrouwheid bij eene vertaling aanspraak maken. Daarenboven is deze vrijere vertaling wel eens nadeelig voor de duidelijkheid, zoo als b.v. in de 15de Overdenking van het IIde Deel, welke uit het IIIde van het oorspronkelijke genomen, en hier is ingelascht in plaats van eene bespiegeling
| |
| |
over verschijningen van afgestorvenen en voorgevoelens, die (waarom, weten wij niet) geheel is weggelaten. Aldaar lezen wij, (bl. 169) dat de ware Godsdienstige aandacht door geene kunst wordt te weeg gebragt, en dat het houden van bedestonden, het vouwen der handen enz. nog geene aandacht zal voortbrengen; terwijl er bijkans onmiddellijk op volgt: ‘De klagt van vele Leeraars over gebrek aan aandacht bij hunne toehoorders is niet zelden eene beschuldiging, die hun zelven tot last komt, dewijl zij ligtelijk zelve de oorzaken van dit gebrek kunnen wezen, door aan hunne voorstellen niet de kracht, de levendigheid, de bevalligheid en waardigheid te geven, welke de gemoederen konden innemen en boeijen.’ Rec. vindt hier eenige tegenstrijdigheid, daar de Leeraars toch kwalijk beschuldigd kunnen worden, indien het uiterlijke niets afdoet ter opwekking der aandacht. Dit wordt wel eenigzins verholpen door het bijgevoegde: ‘hoewel het uitwendige een middel zijn kan, om de aandacht te bevorderen;’ doch er zou meer duidelijkheid en vastheid van redenering in het geheel heerschen, zoo de Vertaler de volgende woorden van het oorspronkelijke in het Hollandsch mede had overgenomen: ‘Houdt vrij uwe bedestonden - dit brengt nog geene aandacht voort, hoewel het een middel is, om ons tot aandacht te wekken, of eene werking der inwendige aandacht op ons ligchamelijk gestel, om alle verstrooijing van ons af te weren. De aandacht moet van binnen naar buiten werken, en kan geenszins door uitwendigheden in het gemoed worden voortgebragt. Ofschoon zulke uitwendige bedrijven de wezenlijke aandacht niet doen ontstaan, of derzelver plaats kunnen vervangen, zij zijn echter geenszins te laken, maar verdienen allen lof. Zij brengen ons, vooral in groote vergaderingen, aan de vereering van God gewijd, voor den geest, wat er geschieden zal; zij beletten, door de langdurige gewoonte, alle nadeelige verstrooijing, waarvoor wij in eene
talrijke vergadering meer blootstaan, dan in de eenzaamheid; ja, daar het uit- | |
| |
wendige, dat wij menschen door onze zintuigen ontwaren, veel invloed heeft op ons gemoed, zoo hebben wij allezins reden te gelooven, dat zulk een statig bedrijf, hoewel de aandacht niet voortbrengende, echter het hart daartoe voorbereidt en daarvoor genegen maakt.’
Wij hopen door het bovenstaande iets te hebben bijgedragen, om de verspreiding en het gebruik van dit uitmuntend boek te bevorderen. Mogt het in veler handen zijn, en overal die vruchten kweeken, welke Rec. in zijnen werkkring daarvan heeft mogen zien!
|
|