ter, is geenszins het geval, noch het behoeft ook alzoo; want dit geschrift is slechts een Aanhangsel tot het genoemde werk, hetwelk geene betrekking tot de kinderwereld heeft. Alhier ontmoeten wij een aantal voorschriften wegens de behandeling der kinderen in de jaren der eerste ontwikkeling, meestal ontleend uit de beste Hoogduitsche Schrijvers, die dit belangrijk vak beoefenden. In het algemeen zijn wij verpligt, van dezelve eene gunstige getuigenis te geven, omdat zij voor de jeugdige voorwerpen van beiderlei geslacht op de zuivere kennis der menschelijke natuur en eene juiste ervaring berusten, uitgaande uit het onwedersprekelijk beginsel, dat de geaardheid van het kind alleenlijk ondersteuning behoeft tot hare eigene en ongestoorde ontwikkeling. Nogtans hadden wij, in de 65 regelen, eene ordelijker verdeeling verlangd, waarbij zoowel het zinnelijke als zedelijke, het schoolsche en maatschappelijke, bij het openbaar onderwijs, en voorts in de verkeering der kinderen met elkander afzonderlijk, bij voegzame afdeelingen ware behandeld geworden. Het laatste gedeelte, onder den naam van paedagogische Geneeskunde, is betrekkelijk tot de geschiktste middelen, om verkeerdelijk aangenomene en toegepaste beginselen en gewoonten te verbeteren. Wij maken geene zwarigheid, om dit werkje aan alle Opvoeders met den meesten ernst ter lezing en beoefening aan te bevelen, daar het in een kort bestek de uitgebreidste en belangrijkste waarheden behelst, welke vaak het onderwerp van vele boekdeelen uitmaken. De leer der verboden, belooningen en straffen wordt, onder andere voorschriften, alhier, onzes inziens, zeer juist voorgedragen, daar het
overdrevene in beide opzigten niet dan de schadelijkste gevolgen te weeg brengt. ‘Men kan (dus lezen wij) zoo straffen, dat de straf verbetert, maar ook zoo, dat zij verbittert. Berisp nooit op eene bittere wijze, en straf alleen dan, wanneer gij vooruit ziet, of bij ondervinding weet, dat zachtere middelen het doel niet doen bereiken. Laat echter het gestrafte kind noch te schielijk, noch te laat, bewijzen van uwe vergiffenis en liefde zien, en wees karig met lof en belooning, maar mild met uwe toegevendheid en opwekking. - Vind geen vermaak in bevelen en verbieden, maar meer in het vrije handelen des kinds, en verzacht het verbod naar tijd en omstandigheden; houd het terug, wanneer het ontijdig is. - Verbied meer door de daad, dan door woorden. - Schend nooit door uw verbod de regten des kinds.’