De Tooverkracht des Rijkdoms. Door T.S. Surr, Schrijver van: Een Winter in Londen, enz. Uit het Engelsch. II Deelen. Te Haarlem, bij A. Loosjes, Pz. In gr. 8vo. Te zamen 545 Bl. f 3-12-:
Dezen onderhoudenden Roman lazen wij met veel genoegen; hij prijst zich aan door het goede zedelijk doel, en volstrekte onthouding van alles, wat het kuische hart en eene nog reine verbeelding bezoedelen kon; en, ons leidende op een ons vreemd tooneel, vermaakt hij ons, door belangneming te wekken voor den afloop, en deelneming in te boezemen in het lot van zeer voortreffelijke menschen. De rijkdom oefene zijne tooverkracht op een groot aantal dwazen en slechten, al aanstonds treedt hier een geheimzinnig man op, die grooteren rijkdom tegen rijkdom zetten kan, en alzoo de boozen en het door hen gestichte booze vernietigt. En deze zonderlinge onbekende wordt eindelijk bekend, als behoorende tot het aanzienlijkst geslacht, en van den vroegeren edelen stam zoo weinig ontaard, dat wij hartelijk zouden wenschen, dat aan zoodanige edele stammen de grootste rijkdommen duurzaam ten dienste stonden. De groote wereld bij de Engelschen vertoont zich hier juist niet in het vereerendst licht; maar vooral heeft deze Roman het op den uit niet opgekomenen, en door zijnen, hoe dan ook, verkregenen rijkdom trotschen, Grooten gemunt. Ook ten aanzien van het Jezuitisme, en deszelfs verborgene magtige woelingen, vonden wij hier opmerkelijke en onderrigtende wenken; en wordt, gelijk betamelijk is in een oorspronkelijk Engelsch geschrift, de Constitutie van Engeland verheven boven allen lof.
Onder de gewone Roman-lectuur onderscheidt zich deze op eene allezins voordeelige wijze.