vs. 87. ἐι τούσδε. Het komt ons voor, dat er gelezen moet worden ἧ. Gelijk nu de vader zijne kinderen haat om dat huwelijk. Het is, uit hoofde van het Jotacismus, bekend, hoe ἐι en ᾗ honderdmaal verward zijn.
vs. 151. τᾶς ἀπλάστου - ϰοίτας ἔρος. Lenting leest ἀπλάτου. Maar of ἀπλάστου bij ϰοίτας staat, heeft het echter dezelfde kracht alsof het bij ἔρος stond. Medea konde het niet vergeten, dat zij van haren man (het huwelijk met hem) verstooten werd. Hare begeerte naar denzelven was onverzadelijk. Daaruit leidt ook Jason overal den grootsten haat van Medea tegen hem af. Zie vs. 570. 1338. 1367.
vs. 157. ϰείνῳ τόδε μὴ χαράσσου. De een leest zoo, de ander dus. Het komt ons voor, dat de Schol. den weg ter verbetering aanwijst. Hij zegt: ἐι δὲ ὁ σὸς ἀνὴρ ἠθέτησε τοὺς ὁρϰοὺς, ἐϰείνῳ γενέτθαι λίσσου τόδε, d.i. Indien uw man de eeden niet geacht heeft, laat dat voor zijne rekening zijn; smeek, dat dat op zijn hoofd moge nederkomen. (Gelijk tibull. Capiti sint precor illa meo.) Nu bevat een Griek eene zware verwensching in de woorden: Dat zij hem niet tot vreugde. Misschien heeft euripides geschreven: ϰείνῳ τόδε μὴ χαρ᾽ ἔστω. Hoc illi non sit gaudio.
vs. 230. γιγνώσϰεις ϰαλῶς. De uitmuntende herstelling dezer plaats is men verschuldigd, niet aan musgrave, maar aan canter. Var. Lect. IV. 11.
vs. 286. ξυμβάλλεται δὲ πολλὰ τοῦδε δείματος. De Grieken gebruiken dat woord even als συλλαμβάνεσθαι. Zie abresch. ad Aristaen. p. 40. Aristaenetus schreef: Συνεβάλετο σοι τοῦ γάμου. In eurip. Med. vs. 810. zouden wij lezen - βρότοις νομῶν συλλαμβάνουσα.
vs. 452. μὴ παύσει ποτὲ sq. De zin is, naar onze meening: Dat gaat mij niet aan. Vaar maar voort met te zeggen: ‘Jason is de slechtste man.’
vs. 654. ἐξ ἑτέρων - μύθων. Uit de woorden van anderen. Schol. ἐξ ἀϰοῆς. Daaruit is niet af te leiden, dat er ἑτέρου moet gelezen worden. Propert. I. XIV. 13. Haec ego non rumore malo, non augure doctus. - Vidi ego.
vs. 703. ξυγγνωστὰ μὲν γὰρ ἦν. Nu verwonder ik mij niet, dat uw gelaat zoo vervallen is (vs. 698). Want het is u wel te vergeven, dat gij u zoo kwelt door droefheid.
vs. 732. ἔχοιμ᾽ ἂν. Beter is misschien ἔχοι μ᾽ ἂν. Gelijk