Gezangen in den Kerker. Ten voordeele van den Dichter uitgegeven door W. Goede, Christenleeraar te Rotterdam. Aldaar, bij C.D. van den Dries. 1819. In gr. 8vo. XIV, 98 Bl. f 1-4-:
Het bijzonder oogmerk der uitgave van dezen dichtbundel is waarlijk te edel, dan dat wij niet bij iedereen den aankoop van het boekje zouden wenschen te bevorderen. De Eerw goede, die zijnen naam schijnt te willen beleven en zijnen Meester navolgen, goed doende aan allen, heeft ook de uitgave van dit werkje bezorgd, ten beste van een ongelukkig jong mensch, die, bijkans, de helft zijns leeftijds tot hier toe in den kerker hebbende doorgebragt, thans in vijf- of zesendertigjarigen ouderdom, zich geen ander middel van bestaan ziet overgelaten, dan .... de hulp van brave menschen en eenige weinige letterkundige bekwaamheden. Van het laatste vinden wij hier een aangenaam blijk, zoowel als van de goede gezindheden, die den eenmaal verdoolden jongeling thans bezielen; gezindheden, welke de uitgever verzekert op de proef echt bevonden te zijn, in een gedrag, dat boven alle berisping verheven is.
Dat de gezangen niet slecht zijn, daarvan verzekert eenen ieder gewis de medewerking van niemand minder dan tollens, om inteekenaars op het werkje en begunstigers van den schrijver op te sporen. Zij hebben, inderdaad, op vele plaatsen, iets van den trant dezes hoofddichters, in zijne kleine stukjes. Een enkel, de gevallen jongeling, is zelfs een blijkbare tegenhanger en navolging van dat bekende juweeltje, hetwelk geene nadere aanduiding noodig heeft. Ziedaar eene nieuwe aanprijzing van deze gedichten! Waarlijk, zij zijn in eenen lieven, zachten smaak, op verre na niet zonder verdienste, voor iedereen verstaanbaar en belangrijk, dikwijls treffende om den inhoud en deszelfs vergelijking met de treurige lotgevallen van den maker, ja oneindig beter, dan men, met eenigen grond, van iemand zou kunnen verwachten, die, eerst in den kerker gevormd, bij al zijnen arbeid niet dan treurige, akelige, eenzelvige beelden en voorwerpen voor oogen had, van de geheele schoone natuur niets dan maan en sterren door enge traliën aanschouwde. Voor het