perk van Athene. Dit was de eeuw van perikles. Zijn stand, zijne afkomst, zijne opvoeding en onderwijs worden geschetst; waarbij wij en de Grieksche verdeeling der belangrijkste wetenschappen en de uitmuntende leermeesters leeren kennen, die hem in dezelve onderwezen. Al spoedig bragt hij het verworvene in beoefening, inzonderheid door eene welsprekendheid, die zoo eenvoudig als krachtig schijnt geweest te zijn Na hem als den man van talent en smaak te hebben geschetst, gaat hij over, om zijn karakter te doen kennen. Regtvaardigheid, mannenmoed, of grootheid van ziel, en ingetogenheid zijn, in den geest der Ouden, hier voorgesteld als de hoofddeugden, welke hij met vele stalen bewezen wordt uitnemend betracht te hebben. Veel belangrijks komt hierbij, natuurlijk, voor, ter opheldering der geschiedenis, vooral op die punten, welke niet zonder duisternis en onzekerheid zijn omtrent het behandelde onderwerp. En niemand zal het ligtelijk zonder vermaak lezen, wat ter vereering van een groot man en ter zuivering van den naam eener voorbeeldige vrouwe, met oordeel en kunde, wordt in het midden gebragt. Fraai is het slot, gelijk zoo menige plaats, waar de behandeling eene vrijere vlugt toelaat, bovenal; en hoe
kan dit ook anders, daar de welsprekendheid der Ouden hier met die van onzen landgenoot zoodanig ineensmelt, dat het moeijelijk is, elk het zijne, naar billijkheid, toe te wijzen?
Het andere stuk vorderde meer kunst. Niet van assen, maar perikles wordt daar geacht te spreken. Dit zet, evenwel, een eigenaardig belang aan het vertoog bij, dat anders ligt iets eentoonigs zou hebben verkregen. Ook kunnen wij in hetzelve over geene stijve onnatuurlijkheid klagen, al is het ook, dat de geest van den vorigen spreker het stuk nog duidelijker als het zijne, dan de veelvuldig gebezigde uitdrukkingen van perikles als dat van dezen kenmerken. Het doel is, den man, als hoofd van den Atheenschen staat, te doen kennen in volle waarde, en derhalve ook datgene in een goed en loffelijk licht te plaatsen, wat somtijds anders plagt beschouwd te worden. Het komt ons voor, dat zulks den Schrijver zeer wel gelukt is. s Mans volksgezindheid in het bijzonder wordt uit de edelste beginselen, uit de verstandigste begrippen afgeleid. Zijne vredelievendheid kenmerkt zich als de verhevenste deugd. En zelfs zijne zucht tot pracht wordt (als door hem) niet slechts verde-