ziesenis; en eindelijk: Het Verbond der Edelen, Treurspel; welk laatste stuk naar den prijs voor het meest voldoend oorspronkelijk Nederlandsch Treurspel dong, en hetwelk nu door den Dichter, (dien wij tegenover den titel van deze zijne verspreide Lettervruchten, naar het leven, en met den bril, door welken hij de voorwerpen beschouwt, op den neus, zien afgebeeld) ‘ook na de uitspraak der Klasse en de lezing der verdienstelijke werken zijner mededingers,’ bescheidenlijk verdedigd wordt, als een ‘goed Treurspel’ niet alleen, maar als het éénige, hetwelk een geheel Nationaal onderwerp naar den Hollandschen aard en denkwijze behandeld heeft, en als zoodanig misschien (waarom slechts misschien?) op meerdere onderscheiding of hoogere rangschikking aanspraak had mogen maken. (Met uw verlof,
Mijnheer van 's gravenweert! hier waait ons zulk een liefelijke geur van eigen' lof tegen, dat wij verpligt zijn, uw werk eenige oogenblikken ter zijde te leggen en een snuifje te nemen.)
Het schijnt, dat de Dichter meent, dat de uitgave, nu nogmaals, van het vers: Aan den Koning (lodewijk) en het Vaderland eenig opzien baren kan, en min of meer contrasteert met sommige andere; althans hij geeft daarvoor zekere soort van verdediging, betuigende, dat, schoon onder verschillende omstandigheden, het eene zoowel als het andere dezer stukken bewijs is van zijne grenzenlooze liefde voor zijn Vaderland en deszelfs onafhankelijkheid(!), welke hem altijd zullen blijven bezielen, hoe groot eene vlek men ook op zijne staatkundige handelwijze heeft trachten te werpen; hij verontschuldigt zulks met zijne jeugd, en roemt op zijne dankbaarheid jegens eenen anderen vreemdeling, aan welken alleen (let wel!) ik mijne openbare ambtsbetrekkingen te danken heb; (o grenzenlooze vaderlandsliefde!) verzekerende ons alverder, dat, onder de omstandigheden, welke Europa tot in de ingewanden geschokt hebben, twee derden van deszelfs denkende bevolking gewis meermalen van denkwijze en uitdrukking over dezelfde onderwerpen veranderd zijn. Reeds de titel doet voorts zien, en de inhoud bevestigt het, dat alles, wat wij hier ontvangen, al vroeger het licht zag, en slechts nu is bijeengevoegd, om dit elders verspreide, met het uitverkochte dichtstuk, der vergetelheid te ontrukken; weshalve wij niet behoeven te beoordeelen, maar met de aanmelding dezer vernieuwde uitgave volstaan kunnen.