Ja! die burgerkroon heeft eene heilige waarde; en wie haar bezit, behoeft geen ridderteeken. Het is bovendien de hoogste eer voor den verdienstelijken man, wanneer men zich verwondert, dat hij geen eerelint heeft; terwijl wij ons niets schandelijker kunnen voorstellen dan dat eigen eerelint, wanneer het gedragen wordt door lieden, waarvan men elkander fluisterend vraagt, hoe zij er toch wel mogen aangekomen zijn?
Nog behooren tot de beste stukken: Opwekking ten strijd. April 1815, en Aan een' Vriend. Wij zouden echter den Dichter niet zoo onbepaald nazeggen:
'k Voed eerbied voor een' stam, uit heilige aard' gesproten;
daar wij uit de geschiedenis weten, dat de adel niet altijd door verdiensten werd verkregen, maar niet zelden het loon was voor de aagste vleijerij en schandelijkste dienstbetooning, ten gevalle van vorstelijke luimen en lusten, en wel eens voor het misdrijf. Meer stemmen wij met hem in, wanneer hij zingt:
Maar 'k acht den Adel niet, hoe hoog zijne afkomst rijz',
Die, hunkrend naar ontzag en kruipend eerbewijs,
Een elk, van wien hij 't wint in tal van stamkwartieren,
In 't stof vertreden wil als redelooze dieren;
Die op zijne afkomst pocht, als of 't iets groots bewees,
Dat hij, toevallig, uit een schooner aardkluit rees!
Wat! zou de distelstruik den gloed der roos verdooven,
Al schoot hij welig op in vorstelijke hoven?
De grond, waarop hij bloeit, verheft zijn waarde niet:
Hij 's distel, en niets meer! voor ieder, die hem ziet;
De roos blijft altijd roos en waassemt wierookgeuren,
Al stond ze ook, ongeacht, in 't kerkhofgras te treuren.
Gewisselijk! indien niet alles, wat er in de laatste tijden gedacht, gezegd, geleerd en geschreven is, voor ijdel moet worden gehouden, en indien de naam van verlichting iets meer zal zijn dan een bloote klank, dan zijn wij nu toch wel zoo ver gekomen, dat wij lieden, die, om hunne naaktheid te bedekken, zich met stamboeken en diploma's omhangen, voor nietsbeduidende wezens mogen houden, en alleen en uitsluitend onze achting en hulde toebrengen aan den man, die zich door persoonlijke verdiensten onderscheidt.