Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1820
(1820)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedenis van de Fransche Heerschappij in Europa. Door N.G. van Kampen. IVde en Vde Deel In 's Gravenhage, bij de Erven J. Allart. In gr. 8vo. f 9-6-:Wij hebben het vierde Deel van dit belangrijk werk tot hier toe laten liggen, omdat het op die zelfde wijze en in gelijken geest voortging, als wij reeds naar ons vermogen hadden doen kennen. Het is toch van eenen Recensent niet te vorderen, dat hij de waarheid en naauwkeurigheid van al het medegedeelde, in een boek als het onderhavige, beoordeele. Ja, is hij toevallig al nader bekend met een of ander gedeelte, zoo als ligt mogelijk zou zijn, ten aanzien van gebeurtenissen, die bij onzen tijd hebben plaats gehad, en van welke, alzoo, nog een aantal ooggetuigen en deelgenooten in leven zijn, dan zou het misschien nog onvoorzigtig wezen, uit eenigen misslag daarin begaan, tot de onnaauwkeurigheid van het geheel te besluiten of te doen besluiten. Eenmaal overtuigd, dat de Schrijver met vlijt de beste bronnen opgezocht, gegroefd en gebezigd heeft; bevindende, dat het hem aan algemeene kundigheden, oordeel en smaak niet ontbreekt, om alles in verband te beschouwen en toe te lichten; en vooral ontdekkende, dat 's mans oogmerk zuiver, zijn hart welgeplaatst, zijne pen aan geene partij of bijzonder belang is toegewijd, mag diegene, welke de taak van openbaren voorlichter omtrent zijn werk op zich heeft genomen, het lezend Publiek gerust eene poos aan zich zelf overlaten. Het voornaamste, wat den Heere van kampen | |
[pagina 255]
| |
door eenigen Recensent nog is te last gelegd, is zekere ingenomenheid tegen bepaalde aanhangen, van welke de tijdgenoot zich altijd met moeite geheel vrijwaart. Doch, gelijk wij altijd overtuigd zijn geweest, dat dit gebrek (indien het bestond) bij hem op den zuiversten grond ontsproot, dien namelijk van afkeer tegen de verwoestende beginselen der omwenteling en van achting voor al wat waarlijk edel is en groot, zoo vinden wij ons hierin bij aanhoudendheid bevestigd. Meer en meer verdwijnt dan ook de schijn, alsof hij van Engeland, van ...... geen kwaad zou kunnen zien of willen zeggen. In tegendeel, zijne taal is daaromtrent, op meer dan ééne plaats, zoo rond als krachtig. Het is, zouden wij haast zeggen, alleen de partijdigheid der deugd, die hem bezielt; en moet deze, als hartstogt beschouwd, ook uitgesloten worden van het koele onderzoek des Geschiedschrijvers, hetgene wij echter zoo gaaf nog niet toestemmen, dan is zij toch zeker vrij van opzettelijke blindheid, en hoe langer een Schrijver, onder haren invloed, voortgaat te hooren en te wederhooren, hoe meer hij der waarheid in allen opzigte getrouw zal worden. Hierdoor bezitten wij dan ook tevens in dit werk van van kampen een boek, met gevoel geschreven - niet altijd zoo deftig, zoo afgemeten en gelijkmatig in stijl en toon, als welligt bij anderen, vooral ook onzer landgenooten, plaats heeft, maar daardoor geenszins minder aangenaam voor den lezer. Doch, dergelijk iets hebben wij al vroeger gezegd, en behoeft geenszins herhaald te worden. Wij zullen dus overgaan, om, door het afschrijven van den inhoud der onderscheidene Hoofdstukken, hem, die het werk zelf nog niet gelezen heeft, eenigermate bekend te doen worden met de belangrijke zaken, hier voorkomende; waarbij wij misschien, ten slotte, nog het een of ander zullen voegen. D. IV. H. I. Concordaat met den Paus. Amnestie der Uitgewekenen. Buonaparte wordt Eerste Consul voor zijn leven. Togt naar St. Domingo. II. Buitenlandsche Betrekkingen van Frankrijk. Italië. Bemiddeling in Zwitserland. Werk der Schâvergoedingen in Duitschland. Pennestrijd met de Engelsche Dagbladen. III. Vernieuwing des Oorlogs tusschen Frankrijk en Engeland. Togt naar Hanover. Wederzijdsche Toerustingen. IV. Toenadering tot de erfelijke Alleenheersching in Frankrijk. Zamenzwering van Georges en Pichegru. Buo- | |
[pagina 256]
| |
naparte wordt Keizer, en door den Paus gekroond. V. Verwijdering tusschen Rusland, Zweden en Frankrijk. Oorlog tusschen Spanje en Engeland. VI. Pogingen tot Vrede. Derde Verbond tegen Frankrijk. Verheffing der Italiaansche Republiek tot een Koningrijk. Veranderingen te Genua en in Holland. Veldtogt in 1805 tot op de Gebeurtenissen te Ulm. VII Gebeurtenissen in het Noordelijk Duitschland. Veldtogt tegen de Russen. Slag bij Austerlitz. Vrede te Presburg. Slag bij Trafalgar. VIII. Ontwikkeling van het Federative Stelsel. Verovering van Napels. Joachim Murat wordt Groothertog van Kleef en Berg. Holland moet om een' Franschen Prins verzoeken. Familiewet der Buonapartes. IX. Oorlog in Dalmatiën en Calabriën. De Franschen vertoeven in Duitschland. Rijnverbond. X. Dood van Pitt. Staatsdienaarschap en Dood van Fox. Vruchtelooze Vredehandel tusschen Engeland en Frankrijk. - Achter dit deel vindt men, als Bijlagen, oorspronkelijke stukken, betrekkelijk de herschepping van Holland in een Koningrijk. D. V. H. I. De Oorlog met Pruissen tot op het einde van den Veldtogt in Duitschland. II. Betrekkingen tusschen Frankrijk, Engeland en Noord-Amerika. Decreet van Berlijn en oprigting van het Continentale Stelsel. Weêrwraak van Engeland. Voortzetting des Oorlogs tot den Slag bij Pruissisch Eylau. III. Oorlog van Rusland en Engeland met Turkije. Veldtogt van 1807 en Vrede te Tilsit. IV. Inwendige Toestand van Frankrijk en de met hetzelve verbondene Staten. Verandering van Ministerie in Engeland. Togt naar Koppenhagen. Oorlog in het Noorden. V. Verovering van Portugal en Spanje tot op den Slag bij Baylen. VI. Oorlog in het Noorden. Bijeenkomst te Erfurt. Veldtogt van Napoleon in Spanje. VII. Vierde Oorlog met Oostenrijk tot op den Slag bij Aspern en Esslingen. VIII. Vervolg des Oorlogs met Oostenrijk. Slag bij Wagram. Landing der Engelschen in Zeeland. Vrede te Weenen. IX. Veldtogt van 1809 in Spanje. Omwentelingen in Zweden en Turkije, en veranderde Staatkunde in Frankrijk omtrent die twee Rijken. X. Betrekkingen met den Paus. Inlijving van Rome. Echtscheiding met Josephine. Huwelijk met Maria Louiza van Oostenrijk. Ziedaar eene geheele lijst, tegen welker overschrijving wij zekerlijk zouden hebben opgezien, indien ze zoo in haar geheel voor ons had gelegen. Doch nu hebben wij dat werk | |
[pagina 257]
| |
met genoegen verrigt: want het bragt ons de menigte van belangrijke zaken, derzelver verband en trapswijze ontwikkeling, als met één' oogopslag, treffend voor den geest. Het is toch het grootste deel van buonaparte's openbare leven, de hoofdsom zijner wonderbare herscheppingen in het meest bekende deel der wereld, dat wij hier beschreven vinden. Waar levert de geschiedenis van Europa een dergelijk tijdvak? Ja, wij zeggen meer: nooit heeft ergens iets dergelijks plaats gehad. En evenwel, het is voorbijgegaan als eene schaduw, en heeft geenszins die diepe sporen achtergelaten, welke andere groote omwentelingen hebben ten gevolge gehad. Wij spreken natuurlijk van het geheel, en van het uitwendige voorkomen tot hier toe. Want, wat de uitgestrooide zaden, de medegedeelde zuurdeesem of de ontvangene beweging nog verder zullen uitwerken, zij der toekomst aanbevolen. In het bijzonder bevat het vierde Deel, als ook het vijfde, niet weinig, dat ons vaderland van nabij betreft, waarover nog dikwijls zeer verschillend geoordeeld wordt, met betrekking tot de hoofdpersonen, en waarvan hier een vollediger verslag voorkomt, dan welligt ergens nog bestaat. De lezer van ons Maandwerk zal zich dan ook niet beklagen, deze onze inhoudsopgave doorloopen te hebben, hetzij ter herinnering van het geboekte, hetzij ter opwekking van zijnen geest, om zich daarmede naauwer bekend te maken, dan Couranten en losse stukken hem tot hier toe welligt hebben gedaan. Wij nemen afscheid met de volgende aanhaling, om den stijl onzes Geschiedschrijvers uit een belangrijk staal eenigzins te leeren kennen. ‘Doch, terwijl het Zuiden van Spanje, door hope gestreeld, en door gebergten beveiligd, adem schepte, opende zich een verheven, maar schrikkelijk tooneel in het Noorden ..... Saragossa deed de gedachtenis van Saguntum, Karthago en Jeruzalem herleven ..... Tien duizend man linietroepen telde de stad, die naauwelijks vesting was, en daarenboven in hare 50,000 inwoners bijna zoo vele verdedigers telde..... Het was (eerst) den 26 Januarij, toen de batterijen, nu volkomen gereed, op de beide oevers des strooms begonnen te spelen, en reeds daags daaraan was er eene genoegzame bres geschoten. Eene (nieuwe) opeisching nogtans van lannes beantwoordde palafox daarmede, dat hij den Offi- | |
[pagina 258]
| |
cier in de hoofdkerk bragt, waar de vergaderde menigte voor het oog der Godheid den eed deed van met de wapenen in de hand te zullen sterven. Vergeefs was dus het bestormen van het San-Gracia-klooster, hetwelk den ingang tot de stad aan ééne zijde opende: hoe verder de Franschen in Saragossa vooruitdrongen, des te hardnekkiger werd de verdediging. Zóó had eenmaal Mexico aan de Europesche roovers weêrstand geboden! Men verbeelde zich eene stad, waar ieder huis eene verschansing aanbiedt; eene stad, die, van boven door een' onophoudelijken regen van bommen, ter zijde door het vuur der kanonnen, die de muren vergruizen, van onder door drie rijen mijnen bestookt, zich nogtans van woning tot woning, van kamer tot kamer, van verdieping tot verdieping verdedigt, en vuur tegen vuur, mijn tegen mijn doet werken; waar boven en beneden den grond wordt gevochten; waar men dwars door de straten, dwars door de veroverde huizen, loopgraven delft, en wolzakken plaatst, om het vuur der belegerden te ontduiken; waar de val van huizen, paleizen en kerken, de vernieling zelfs van het palladium der inwoneren, de kerk van Maria tot den pilaar, de vrijheidshelden meer verbittert dan ontmoedigt, totdat een derde der stad in puin ligt, het midden derzelve (de Corso-straat) door de belegeraars is bereikt, en de verovering der groote voorstad op den oosteroever, en der brug, die naar de stad geleidt, aan 4000 Spanjaarden, linietroepen, die omringd zijn, de vrijheid kost; terwijl palafox, de ziel der verdediging, uitgeput ter neder ligt. Toen begon men in de stad naar overgave te luisteren: want al het buskruid, alle levensmiddelen, alle artsenijen waren verbruikt; slechts uitgeteerde schimmen zweefden tusschen de bouwvallen; terwijl 20,000 menschen gesneuveld, 13,000 ziek of gekwetst, en dus onbruikbaar waren ter verdediging. Lannes, reeds eenmaal door de vrouwen verschalkt, die met het uitsteken van witte doeken den schijn der overgave vertoond, en daardoor, ten prijs van haar leven, menigen Franschman in het stof hadden doen bijten, vertrouwde den Spanjaard niet meer: 30 huizen deed hij nog in de lucht springen, eer hij eene Capitulatie vergunde .... Dit tooneel van verwoesting werd, als ter bespotting der menschelijke ellende, toen lannes zijn' feestelijken uittogt hield (5 Maart), met tapijten behangen, en weêrgalmde van dansmuzijk!’ | |
[pagina 259]
| |
Moet dan dit moedige volk, op de eene of andere wijze, altijd de speelbal en het slagtoffer van ellendige Despoten zijn?Ga naar voetnoot(*) |
|