vouwen en aan te bevelen. De Schrijver heeft, onzes inziens, daarbij juist dat hoofdpunt getroffen, hetwelk hier voornamelijk gelden moet; namelijk, die eenvoudigheid des harten, welke met de liefde tot waarheid en deugd gepaard gaat, en uit elke voordragt stichting zoekt. Bij zulk een gemoed is Bijbel en Bijbellezen altijd waardig, altijd heilzaam.
In het eerste Stukje wordt deze grond nog nader aangedrongen door de alhier aangevoerde getuigenissen der Kerkleeraren van ouden en lateren tijd, die deze beoefening met kracht van taal aan alle Christenen bevalen; beginnende met den Bisschop clemens, en eindigende niet Paus pius VI en den Bisschop van Salzburg, in den jare 1782.
Het tweede Stukje betoogt het nuttige gebruik, hetwelk de eerste Christenen, zoo in het openbaar als in den huisselijken kring, van den Bijbel, en vooral van de H. Schriften des N. Verbonds, maakten, en hoe zij daarin alles zochten en vonden, wat de gemoedsrust versterkt en bevordert, juist omdat zij met ootmoed en eenvoudigheid lazen; terwijl de ondervinding van vroegeren en lateren tijd bewijst, dat dezelfde kracht heerschte en nog heerscht bij alle opregte Christenen, en daarentegen verloren gaat bij allen, die, om welke redenen dan ook, den Bijbel lasteren, en alzoo dat gebruik, nog tegenwoordig, om de heerschende ligtzinnigheid, volstrekt noodzakelijk maakt.
Omtrent den vorm der behandeling van het laatste Stukje zouden gewis wel eenige aanmerkingen te maken zijn: dan, ieder Schrijver heeft zijne bijzondere manier; de Katholijke Schrijvers, meer regtstreeks tot hunne geloofsgenooten sprekende, onderscheiden zich daardoor altijd van de Protestantsche: voor alsnog is dit onderscheid niet weg te nemen; zulks moet aan den tijd der verlichting en des vredes worden overgelaten. Genoeg, dat het in onzen tijd een woord van pas gesproken is, en daarom zoowel door Protestanten,