plaats, zoo hebben wij op dezen Roman, van den kant der zedelijkheid, niets te berispen. Wat vinding en uitvoering betreft, staat deze verdichting met de vele andere soortgelijke, en daaronder voortreffelijke, van den Schrijver gelijk, en zal gewis met veel voldoening gelezen worden; en wij zouden ons bij meer dan één gedeelte uitgelokt gevonden hebben tot het geven eener vrij uitvoerige proeve, zoo niet de vele drukpersen ons aanhoudend bezig hielden, en wij echter onze Letteroefeningen moesten beperken naar het vroegere bestek.
De geschiedenis begint nagenoeg met een schandelijk bedrog en vreesselijk gruwelstuk, hetwelk eindelijk aan het slot regtvaardige vergelding vindt, gelijk het beschuldigend geweten den misdadiger reeds vroeger, en gedurig wederom, en eindelijk aanhoudend pijnigde. Wij willen den Lezer niet vooruitloopen, noch van zijn genoegen berooven, door den draad der geschiedenis en deszelfs ontknooping mede te deelen. Hij zal voortreffelijke menschen, zuivere, beschaafde zeden, en verschillende beminnelijke karakters geteekend zien. Overal zal hij de verbastering en afwijking van het goede tastbaar aangewezen, en zich tegen het verkeerde zien waarschuwen. Huisselijk geluk en genot zal hij ook hier als de kweekschool van het goede erkennen; en, gelijk bij zoo menigen anderen Roman, zal het hem eeniglijk smarten, dat het in de werkelijke wereld, en bij de tegenwoordige gesteldheid der menschen, zóó noch is noch worden kan. Maar wat schaadt dit? Waarom zouden wij ons niet mogen verplaatsen, ter verpoozing van de vermoeijenissen en ellende des levens, in eene wereld der verbeelding, indien wij maar zorgen, dat wij na deze verpoozing niet ongeschikter zijn voor onze tegenwoordige betrekkingen en werkkring, maar in tegendeel de menschheid door zoodanige tafereelen bij ons rijst in waarde en achting, en wij menigen wenk tot eigene veredeling tevens hebben opgezameld en nu voortaan behartigen? Men spele slechts den romanheld niet, en vordere geene romantische daden en verrigtingen van hen, die ons in de werkelijke en niet in de roman-wereld omringen. Ongelukkig, zoo men zijne vrouw of bruid niet beminnen kan, omdat zij niet zoo schoon is enz. als die in eenen roman, en zoo men in zijn gezin zich niet vergenoegen kan, omdat het niet zoo romanesk als in die fraaije verdichtselen is ingerigt. Tantum!